De vraag in deze zaak is of de ondernemer een cao-bepaling wel juist heeft uitgelegd en in alle redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De Ondernemingskamer (OK) wordt gevraagd dit te toetsen.
Feiten
De bestuurder van de Open Universiteit heeft de or advies gevraagd over een reorganisatieplan in het kader van het verandertraject. Het reorganisatieplan voorziet in een nieuwe organisatiestructuur, die een Gemeenschappelijke service organisatie (GSO) en een Bestuursdienst (BD) omvat. De or heeft negatief geadviseerd. De or is van mening dat bij de reorganisatie de Open Universiteit als een geheel moet worden bezien waar binnen moet worden afgespiegeld en niet, zoals de bestuurder voorstaat, per nieuwe organisatie-eenheid. De ondernemingsraad is van mening dat dit uit artikel 9.9 van de cao Nederlandse Universiteiten volgt. De vakorganisaties onderschrijven de opvatting van de or. Het verschil in toepassing van de systemen betreft 28 medewerkers, dat wil zeggen 14 fte.
Ondernemingskamer
De OK geeft aan dat beantwoording van de vraag of de bestuurder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen, niet noodzakelijk een oordeel vergt over de juistheid van de uitleg door de bestuurder van art. 9.9 cao NU. Van belang is of de door hem voorgestane uitleg van die bepaling er een is waartoe hij niet in redelijkheid heeft kunnen komen. De bestuurder heeft zich beroepen op het verschil in bewoording tussen verschillende cao-bepalingen. Dit komt de OK niet onbegrijpelijk voor, mede gelet op het uitgangspunt dat bepalingen in een cao naar objectieve maatstaven dienen te worden uitgelegd. Daar komt bij dat de bestuurder juridisch advies over de uitleg van de cao-bepalingen heeft ingewonnen en dat de gekozen systematiek in overeenstemming is met dat juridisch advies. De conclusie luidt dat niet gezegd kan worden dat de bestuurder in redelijkheid niet de keuze voor de door hem voorgestane systematiek heeft kunnen maken.
Commentaar
De Ondernemingskamer toetst aan de norm: of de ondernemer bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Als het gaat om de juiste uitleg van een cao-bepaling is de kantonrechter, of bij ambtenaren de bestuursrechter, de bevoegde rechter om dit te toetsen. De OK geeft in deze zaak aan dat het er in deze procedure om gaat of de Ondernemer een uitleg aan de cao-bepaling heeft gegeven die in redelijkheid niet staande is te houden. Dit is een andere, minder vergaande norm, dan die in geschillen over de naleving van de, cao wordt gehanteerd. Maar de wijze waarop de OK vervolgens toetst of in dit geval de uitleg van de ondernemer redelijk is, komt wel in de buurt van de wijze waarop in procedures over de naleving van een cao-bepaling wordt getoetst door de verwijzing naar het uitgangspunt dat bepalingen in een cao naar objectieve maatstaven dienen te worden uitgelegd.
Als het hoofdpunt van geschil tussen ondernemer en or betrekking heeft op de uitleg van een cao-bepaling, moet de or zich realiseren dat de toetsingsnorm die de OK hanteert, niet automatisch met zich brengt dat de uitkomst hetzelfde zal zijn als in een geschil over de naleving van de cao.
Hof Amsterdam (OK),
30 septernber 2013, ECLENL:GHAMS.2013.4771