HomeActueelPublicatiesLJN: BZ2043 en LJN: BZ2044

LJN: BZ2043 en LJN: BZ2044

Geplaatst in
Sprengers nieuwsbrief 3-2013

Sinds 1997 bestaat voor “gewone” werknemers de zogenaamde kantonrechterformule. Deze formule wordt door de rechter toegepast bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De formule luidt A x B x C. Daarbij staat A voor het aantal gewogen dienstjaren, B voor de beloning, inclusief alle vaste loonbestanddelen en C voor de correctiefactor, een variabele welke de verwijtbaarheid van de ene of aan de andere kant tot uitdrukking brengt. Valt de werknemer een verwijt te maken of ligt de reden voor ontbinding overwegend in zijn risicosfeer, dan kan de correctiefactor lager uitvallen dan 1 en zelfs op nul neerkomen. Valt de werkgever een verwijt te maken dan kan de correctiefactor boven 1 uitkomen. De neutrale correctiefactor is 1.

Op 28 februari van dit jaar heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in ambtenarenzaken, een tweetal uitspraken gedaan waarmee voor het eerst ook een dergelijke ontslagformule voor het ambtenarenrecht is geformuleerd.

Uitspraken

De Centrale Raad overweegt allereerst dat het toepassen van de hierboven weergegeven kantonrechterformule in ambtenarenzaken niet voor de hand ligt omdat ambtelijke rechtspositieregelingen veelal een ruimere compensatie bieden bij loonderving dan voor reguliere werknemers het geval is. De Centrale Raad doelt hier op onder andere wachtgeldregelingen die veelal een hoger niveau en/of een langere looptijd kennen dan de WW-uitkering die voor de “gewone” werknemer geldt.

Voor toekenning van een vergoeding, naast hetgeen uit de van toepassing zijnde rechtspositieregeling al voortvloeit, bestaat volgens de Centrale Raad in het algemeen slechts dan aanleiding als is voldaan aan de voorwaarden dat sprake is van een overwegend aandeel van het bestuursorgaan (de drempel) in (het ontstaan van) de ontslaggrond.

Voor de berekening van de hoogte van die vergoeding vervolgens, is de mate van het overwegend aandeel van het bestuursorgaan van belang. Daarbij maakt de Centrale Raad een onderscheid naar drie bandbreedten: 51-65%, 65-80% en 80-100%, corresponderend met een factor van respectievelijk 0,5, 0,75 en 1.

De Centrale Raad overweegt dan nog dat rekening te houden is met de hoogte van het maandsalaris en met de duur van het dienstverband en dat met het oog op de voor ambtenaren geldende bovenwettelijke voorzieningen, waaronder de na-wettelijke uitkering, er aanleiding bestaat een matiging aan te brengen van 50%. Dat maakt dat de formule voor ambtenaren met deze twee uitspraken komt te luiden: ontslagvergoeding is bruto maandsalaris (inclusief vakantietoeslag) x (aantal dienstjaren ÷2) x 0,5, 0,75 of 1. Met dien verstande dus, dat eerst voldaan moet zijn aan de drempel: er dient tenminste voor 51% een verwijt te kunnen worden gemaakt aan de ambtenarenwerkgever van het ontstaan van de ontslaggrond.

Deze formule dient vanaf nu als uitgangspunt te worden gehanteerd in geval van wat in het ARAR heet een ontslag op andere gronden. Hieronder vallen de niet specifiek in het ARAR benoemde ontslaggronden, zoals de verstoorde arbeidsverhouding.

Commentaar

De door de Centrale Raad van Beroep geïntroduceerde formule komt op een interessant moment. De vraag of het ambtenarenrecht zijn status aparte dient te behouden klinkt steeds luider. De Centrale Raad formule lijkt veel op de kantonrechterformule. Het verschil tussen het ambtenarenrecht en het arbeidsrecht lijkt hiermee iets kleiner te zijn geworden.

Deel dit artikel

Besproken rechtsgebieden

Lees meer over de auteurs

Hebt u een vraag?

Neem contact met ons op of laat uw gegevens achter, zodat we u kunnen bellen.

Laat ons u bellen