Het komt nogal eens voor dat een ondernemingsraad om advies wordt gevraagd, terwijl de besluitvorming al grotendeels in kannen en kruiken blijkt te zijn. Dit overkwam ook de ondernemingsraad van Nalco Netherlands, locatie Delden.
Voorgenomen besluit
Op 1 juli 2016 vroeg Nalco de ondernemingsraad om advies over de voorgenomen sluiting van de Research, Development & Engineering facility te Delden. De daar verrichte activiteiten (het onderzoeken van onder meer oliemonsters) zouden worden overgeheveld naar laboratoria te Aberdeen en Singapore en een nog te bouwen laboratorium in Dubai. Nalco verwachtte meer groei buiten dan binnen Europa en wilde de RD&E support daar bieden waar de groei werd verwacht. Bovendien wilde Nalco om efficiencyredenen nog maar één RD&E facility in Europa overhouden (in het Schotse Aberdeen). Ten gevolge van het voorgenomen besluit zouden 26 werknemers boventallig worden verklaard. Nalco bood hen een redundancy fee aan gelijk aan de wettelijke transitievergoeding, te verhogen met een tekenbonus van een bruto maandsalaris voor de werknemers die tijdig (binnen twee weken) met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst akkoord zouden gaan. Nalco bood de boventallige werknemers daarnaast de mogelijkheid om tot een zeker maximumbedrag gebruik te maken van loopbaanbegeleiding door een gespecialiseerd outplacementbureau, dit alles conform een sociaal plan dat bij de adviesaanvraag was gevoegd.
Nalco is onderdeel van de wereldwijde Ecolab-organisatie, die met een netto omzet van $ 13,5 miljard en een bedrijfsresultaat van $ 1,6 miljard wereldleider is op het gebied van technologieën en diensten met betrekking tot water, hygiëne en energie. De RD&E facility te Delden maakt deel uit van de divisie Energy Services van Ecolab. De strategische besluitvorming die aan de voorgenomen sluiting van de RD&E facility te Delden ten grondslag werd gelegd, bleek op het groepsniveau van de divisie Energy Services te zijn voorbereid door een zogeheten Key Consultation team van senior managers. In de adviesaanvraag vermeldde Nalco onder het kopje Projected timeline 2016-2017 dat in juli 2016 zou worden besloten tot uitbreiding van de locatie te Aberdeen en dat er met die uitbreiding in september 2016 een aanvang zou worden gemaakt.
Onaangename verrassing
De ondernemingsraad werd door het voorgenomen besluit nogal onaangenaam verrast en liet in zijn advies weten in een te laat stadium over het voorgenomen besluit te zijn geïnformeerd en daardoor niet in staat te zijn het nog te beïnvloeden. Naar de mening van de ondernemingsraad verdroeg zich dat niet goed met art. 24 Wet op de ondernemingsraden (WOR), volgens welk een zodanig belangrijke aangelegenheid op een passend tijdstip in de overlegvergadering had moeten worden gemeld. Daarnaast liet de ondernemingsraad weten slechts een positief advies uit te kunnen brengen, wanneer er overeenstemming zou worden bereikt over een sociaal plan dat voor beide partijen acceptabel was.
In de gesprekken die volgden, stelde de ondernemingsraad zich op het standpunt dat de hoogte van de ontslagvergoeding zou moeten worden bepaald aan de hand van de kantonrechtersformule met een correctiefactor ter grootte van minimaal 1,25. Nalco wees dit standpunt als onbespreekbaar van de hand en gaf de ondernemingsraad een week de tijd om na overleg met de betrokken medewerkers tot een tegenvoorstel te komen. Op 24 augustus 2016 berichtte de ondernemingsraad dat de vakbonden de onderhandelingen over het sociaal plan zouden overnemen, waarop Nalco op 26 augustus 2016 een definitief besluit nam tot sluiting van de locatie Delden per 1 februari 2017. Daarbij gaf Nalco te kennen het sociaal plan toe te passen dat aanvankelijk bij de adviesaanvraag aan de ondernemingsraad werd aangeboden. Over dat sociaal plan zou Nalco nog wel verder in overleg treden met de vakorganisaties, maar Nalco toonde zich niet bereid de besluitvorming aan te houden in afwachting van de uitkomsten van dat overleg. Ten aanzien van de gevolgde procedure vermeldde Nalco onder meer dat het Nederlandse management pas recent over het voorgenomen besluit was geïnformeerd en daarom niet de mogelijkheid had gehad de ondernemingsraad in een overlegvergadering te informeren. Later berichtte Nalco de ondernemingsraad dat de onderhandelingen met de vakbonden niet tot overeenstemming hadden geleid, maar dat Nalco naar aanleiding van het commentaar van de ondernemingsraad en de vakbonden wel had besloten de tekenbonus te verbeteren.
Ondernemingskamer
De ondernemingsraad zag zich genoodzaakt op de voet van art. 26 WOR in beroep te gaan. Tijdens de zitting bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam die daarop volgde, bevestigde de bestuurder van Nalco dat hij eerst eind april 2016 in een conference call met de concerntop met de mogelijke sluiting van de locatie Delden werd geconfronteerd, maar dat pas vlak voorafgaand aan de adviesaanvraag de richting duidelijk werd. Tot dat moment was er volgens de bestuurder sprake van “precisering van de business case”.
De Ondernemingskamer accepteerde de uitleg van de bestuurder niet. Volgens de Ondernemingskamer speelt bij de beantwoording van de vraag of Nalco (niet) in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen mede een rol hoe Nalco in de fase voorafgaand aan de adviesaanvraag van 1 juli 2016 heeft gehandeld. Het voorgenomen besluit was zeer ingrijpend van aard. De medezeggenschap was complex, omdat het voorgenomen besluit deel uitmaakte van de internationale strategie die de divisie Energy Services van Ecolab voor ogen stond. Gelet daarop bracht de op Nalco rustende verplichting om de medezeggenschap zorgvuldig vorm te geven opdat deze daadwerkelijk van invloed kan zijn op het te nemen besluit, mee dat van Nalco had kunnen worden gevergd de ondernemingsraad in een eerder stadium bij de besluitvorming te betrekken. Nalco had derhalve, op de voet van art. 24 WOR of anderszins, met de ondernemingsraad over het adviestraject in overleg moeten treden op het moment dat de sluiting van de locatie Delden een aannemelijk scenario werd en niet pas op het moment waarop de sluiting van de locatie Delden als business case was uitgewerkt. Op dat moment bestond er voor een heroverweging van reeds door het Key Consultation team verworpen alternatieven geen ruimte meer en had de daadwerkelijke besluitvorming zich immers al voltrokken.
De Ondernemingskamer concludeerde dat Nalco bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit van 26 augustus 2016 tot sluiting van de RD&E facility te Delden had kunnen komen en droeg Nalco (onder meer) op het besluit in te trekken.
Welke les kan er uit deze uitspraak worden getrokken?
Art. 24 lid 1 WOR bepaalt dat in de overlegvergadering ten minste tweemaal per jaar de algemene gang van zaken van de onderneming wordt besproken en de ondernemer in dat kader mededeling doet over besluiten die hij in voorbereiding heeft met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in art. 25 en 27 WOR en daarbij met de ondernemingsraad afspraken maakt over het tijdstip en de wijze waarop de ondernemingsraad bij de besluitvorming wordt betrokken. De bedoeling daarvan is dat de ondernemingsraad vroegtijdig van de plannen van de ondernemer op de hoogte wordt gebracht en daarop invloed kan uitoefenen voordat de ondernemer verplicht is daarover om advies of instemming te vragen. Wanneer, gezien de omstandigheden, van de ondernemer kan worden gevergd dat hij de ondernemingsraad in een eerder stadium bij de besluitvorming betrekt, maar de ondernemer pas met de ondernemingsraad in overleg treedt wanneer het besluit min of meer in kannen en kruiken is, kan de Ondernemingskamer daaraan de conclusie verbinden dat het voorschrift van art. 24 WOR niet is nageleefd en de besluitvorming ten tijde van de adviesaanvraag al in een zodanig stadium verkeerde dat de ondernemingsraad op de besluitvorming geen wezenlijke invloed meer heeft kunnen uitoefenen.