HomeActueelPublicatiesRookbeleid en de ondernemingsraad

Rookbeleid en de ondernemingsraad

Geplaatst in
Sprengers Nieuwsbrief 2-2018

De discussie over roken is de afgelopen jaren in alle hevigheid gevoerd. Roken op de werkvloer is inmiddels al jaren niet meer toegestaan en veel bedrijven hebben een apart rookhok ingericht voor de rokende medemens. Niet-rokende medewerkers klagen soms over de hoeveelheid pauzes die hun collega’s nemen. Zowel de plekken waar gerookt mag worden als de momenten waarop medewerkers een sigaret mogen opsteken staan inmiddels ook ter discussie, zo blijkt wel uit een uitspraak waarover de kantonrechter zich in februari 2018 heeft moeten buigen.

Rookbeleid justitieel complex
Een justitieel complex verzoekt bij de kantonrechter om vervangende toestemming voor zijn rookbeleid. Volgens dit rookbeleid is het complex een rookvrije inrichting en is roken niet toegestaan voor personeel en bezoekers. Gedetineerden mogen wel roken, op hun cel. Personeel zou nog slechts tijdens de onbetaalde pauze, eenmaal per dag op een aantal vastgestelde plaatsen buiten het gebouw mogen roken. De bij de recente bouw van het complex gerealiseerde rookruimtes zouden daarmee nooit in gebruik worden genomen.

Het justitieel complex (‘JC’) is op 1 juli 2016 in gebruik genomen. Het bestaat uit vijf gebouwen, waarin zowel afdelingen van het gevangeniswezen als afdelingen van het penitentiaire psychiatrisch centrum zijn gehuisvest. In het gebouw zijn negen rookruimtes gerealiseerd. Deze rookruimtes zijn nooit in gebruik genomen. Het complex kent ook in totaal vijf luchtplaatsen en twaalf patio’s, afgesloten binnenruimtes in de open lucht. De justitiële inrichting heeft het rookbeleid ter instemming voorgelegd aan de ondernemingsraad. Volgens het rookbeleid zou het complex een rookvrije inrichting zijn en is roken niet toegestaan voor personeel en bezoekers. Het personeel heeft de mogelijkheid om tijdens de onbetaalde pauzes te roken op een aantal daartoe vastgestelde plaatsen buiten het gebouw. Als rookplaatsen worden aangewezen: de luchtplaatsen indien er geen ingeslotenen op de luchtplaatsen zijn en de openbare weg bij de rooktegels buiten het terrein van het complex. De ondernemingsraad heeft niet ingestemd met het rookbeleid. Van belang is nog dat in het complex verblijvende ingeslotenen, zoals patiënten en gedetineerden, is toegestaan om op de eigen cel te roken. Hij of zij dient daar wel onmiddellijk mee te stoppen als een personeelslid de cel betreedt. De ingeslotenen mogen ook op de luchtplaats en op de patio’s roken. Het JC verzoekt op de voet van artikel 27 lid 4 van de Wet op de ondernemingsraden de kantonrechter om vervangende toestemming ten aanzien van het rookbeleid.

Voorgenomen besluiten
De kantonrechter stelt vast dat het rookbeleid twee voorgenomen besluiten bevat:

  1. het besluit om de luchtplaatsen van het complex aan te wijzen
    als plaatsen waar gerookt mag worden;
  2. het besluit om de medewerkers alleen toe te staan te roken
    tijdens de onbetaalde pauze van 30 minuten.

De bezwaren van de OR zijn gericht tegen beide besluiten. De OR meent dat roken ook mogelijk moet zijn buiten de vastgestelde pauzes en meent dat er (mede daarom) meer rookplekken moeten worden aangewezen.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat roken ongezond is. Een werkgever heeft er daarom belang bij om het roken door zijn werknemers te beperken. Niet-rokers hebben er vanwege de schade voor hun gezondheid een zwaarwegend belang bij om niet aan tabaksrook te worden blootgesteld. De Tabakswet verplicht een werkgever daarom tot het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod voor zijn medewerkers. De Tabakswet verplicht echter niet tot het geheel rookvrij maken van alle ruimten. Hoewel binnen het complex geen algeheel rookverbod geldt, ingeslotenen mogen roken in hun cel en op de luchtplaatsen en de patio’s, dient het JC toch te voorkomen dat haar medewerkers en in het bijzonder haar niet-rokende medewerkers ongewild aan nog meer tabaksrook worden blootgesteld. Daarom heeft het JC er een zwaarwegend belang bij om maar één en niet alle patio’s als rookplek voor haar medewerkers aan te wijzen.
Niet-rokende medewerkers zullen de patio’s immers ook willen (of moeten) betreden. Dit ligt echter anders waar het de rookruimtes betreft. Deze ruimtes zijn alleen bestemd om medewerkers te laten roken. Niet-rokers hoeven deze ruimtes niet te betreden. Niet gebleken is dat de in de rookruimtes aanwezige afzuiging onvoldoende is om te garanderen dat de omgeving rond de rookruimte rookvrij blijft bij het openen en sluiten van de toegang tot de rookruimte. Omdat de wet het in gebruik nemen van rookruimtes niet (althans nog niet) verbiedt, oordeelt de kantonrechter op het eerste deelaspect van het besluit dat het JC geen zwaarwegend belang heeft om de rookruimtes niet aan te wijzen als rookplaatsen.

De beslissing van de ondernemingsraad om geen instemming te geven op dit onderdeel, acht de kantonrechter dus niet onredelijk. De kantonrechter geeft op dit onderdeel dus geen vervangende toestemming.

Anders valt het oordeel van de kantonrechter uit ten aanzien van het tweede deelaspect van het besluit. Dit besluit behelst in feite een verbod om buiten de onbetaalde pauzes te roken. Naar het oordeel van de kantonrechter dient niet uit het oog te worden verloren dat de rokende medewerker, als hij even mag gaan roken buiten de vastgestelde pauzes, wordt ontheven van het verrichten van werkzaamheden en aldus een extra pauze heeft. Dit acht de kantonrechter niet billijk voor de niet-rokende collega’s: zij moeten tijdens de rookpauze van hun rokende collega’s de taken van die collega’s overnemen terwijl zij zelf geen aanspraak kunnen maken op (rook)pauze. Als werkgever mag het JC daaraan niet voorbijgaan, ook niet als de niet-rokende medewerkers hierover geen klachten zouden hebben geuit, zoals de ondernemingsraad naar voren heeft gebracht. Het JC voert daarnaast met recht aan dat als de rookpauze wordt overgelaten aan de medewerkers, er geen overzicht is van de op een bepaalde plek aanwezige medewerkers waardoor handhaving van de orde en de veiligheid in het gedrang kan komen. Het belang van het JC om roken alleen toe te staan tijdens de (reguliere) onbetaalde pauze, vindt de kantonrechter daarom zwaarder wegen dan het belang van de ondernemingsraad. De kantonrechter geeft het JC daarom toestemming om inzake het rookbeleid het besluit te nemen om de medewerkers alleen toe te staan tijdens de onbetaalde pauze van 30 minuten. Dat dit ertoe leidt dat rokers slechts eenmaal per dienst kunnen roken en dat dit zou kunnen leiden tot illegaal roken en/of pesterijen van de kant van de ingeslotenen die wel mogen roken, acht de kantonrechter geen argumenten die afbreuk doen aan de bovenstaande belangenafweging.

Achterhoedegevecht
De ondernemingsraad leverde hier een achterhoedegevecht. Dit zal mede moeten worden gezien in het licht van het feit dat in deze justitiële inrichting naar schatting 75% van de ingesloten populatie zelf rookt. Medewerkers moeten dus hoe dan ook hun werk verrichten in een omgeving waarin veel wordt gerookt. Dit neemt niet weg dat de Tabakswet alsook de Arbeidsomstandighedenwet, om nog maar te zwijgen van de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van roken en vitaliteit, voor de werkgever de plicht met zich meebrengen aan alle medewerkers een rookvrije werk- en pauzeplek aan te bieden. Dit beperkt de ruimte dus tot daartoe ingerichte en geëquipeerde rookruimtes en de openbare ruimte.

Rechtbank Den Haag (kanton), 21 februari 2018
Artikel 27 lid 1 en lid 4 Wet op de ondernemingsraden en de Tabakswet

Deel dit artikel

Besproken rechtsgebieden

Lees meer over de auteurs

Hebt u een vraag?

Neem contact met ons op of laat uw gegevens achter, zodat we u kunnen bellen.

Laat ons u bellen