Het werkelijke aantal functies dat ingrijpend wijzigt bij een reorganisatie blijkt groter dan verwacht. De or adviseert daarom negatief over de adviesaanvraag en gaat vervolgens tegen het besluit in beroep bij de Ondernemingskamer.
In de provincie Limburg is met de vakbonden een sociaal plan afgesproken dat van toepassing is bij de reorganisatie. Daarin staat onder meer dat ambtenaren als herplaatsingskandidaat worden aangewezen als hun functie wijzigt. Volgens definitie is sprake van een gewijzigde functie als 40 procemt of meer van de functie wijzigt, de zogeheten 40-60-regel.
De provincie vraagt advies aan de or over het voorgenomen besluit tot vaststelling van de nieuwe organisatie. Daarin staat dat er 281 fte aan nieuwe en gewijzigde functies komen. De or adviseert negatief onder meer omdat dit aantal veel hoger is dan verwacht toen over het sociaal plan werd onderhandeld. De or verwijst daarbij naar een brief van de vakbonden die als bijlage bij het advies wordt opgenomen.
De provincie neemt het advies niet over en besluit.
Ondernemingkamer
De Ondernemingskamer (OK) vindt dat de or onvoldoende heeft toegelicht dat de provincie in het overleg de verwachting heeft gewekt dat het aantal nieuwe en gewijzigde functies substantieel lager zou uitvallen dan 281 fte. De or heeft weliswaar gewezen op een groot aantal documenten, maar heeft niet geconcretiseerd dat hij op grond van dat alles een lager aantal dan 281 fte aan nieuwe en gewijzigde functies mocht verwachten. Ook hetgeen de or heeft gesteld over het tot stand komen en de inhoud van het sociaal plan biedt evenmin concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de provincie daarom in redelijkheid niet tot het besluit kon komen.
De stelling van de or dat de vakbonden het sociaal plan zijn overeengekomen in de veronderstelling dat het aantal nieuwe en gewijzigde functies veel lager dan 281 fte zou zijn, is slechts toegelicht door te verwijzen naar een bij het advies gevoegde brief van de bonden. Niet valt in te zien dat een eventuele veronderstelling van de bonden zou moeten prevaleren boven de in het sociaal plan vastgelegde concrete afspraken. Uit de stellingen van partijen blijkt dat zij het eens zijn over het criterium – de 40-60 norm – die moet worden gehanteerd en over de procedure. De or heeft niet gesteld en toegelicht dat de overeengekomen procedure niet zou zijn gevolgd. De slotsom is dat het verzoek van de ondernemingsraad wordt afgewezen.
Commentaar
Als er een sociaal plan wordt afgesproken wordt er onderhandeld over de maatregelen die genomen moeten gaan worden om de gevolgen van reorganisaties voor het personeel op te vangen. Uit deze zaak blijkt dat wanneer er vooraf onvoldoende duidelijkheid is over de omvang van de reorganisatie of hierover verschillende verwachtingen zijn, uiteindelijk aan de inhoud van het sociaal plan doorslaggevende betekenis toekomt. Als daarin procedures zijn opgenomen hoe te handelen bij functiewijzigingen, dan moeten die procedures nageleefd worden.
Verwachtingen over het maximaal aantal functiewijzigingen spelen daarbij geen rol. Dit wordt alleen dan anders indien in het sociaal plan ook afspraken zijn gemaakt over het aantal functies of formatieplaatsen dat maximaal door de reorganisatie mag worden getroffen. Dan heeft de ondernemer zich daar aan te houden. Verwachtingen aan beide kanten van de overlegtafel kunnen verschillen, maar de gemaakte afspraken moeten nagekomen worden.
Hof Amsterdam (OK), 23 oktober 2012, LJN: BY5628