HomeActueelPublicatiesGoede toepassing WOR

Goede toepassing WOR

Vaste rubriek in: Rechtspraak voor Medezeggenschap mei 2011, 5, p. 3-4

Op gemeenschappelijk verzoek van de in een groep verbonden ondernemers enerzijds en de cor en de drie or’s anderzijds beslist de kantonrechter te Rotterdam dat een medezeggenschapsstructuur met meerdere or’s en een cor voorlopig het meest bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR en dus de voorkeur verdient boven de instelling van een gemeenschappelijke or met onderdeelcommissies.

Feiten
De groep ondernemers bestaat uit een moederstichting met daaronder 3 afzonderlijke stichtingen (resp. 425, 300 en 110 werknemers in dienst) en een BV (265 werknemers in dienst), die ondernemingen in stand houden werkzaam op het gebied van welzijnswerk, maatschappelijke dienstverlening en/of kinderopvang. Op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers is ofwel de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening of de CAO Kinderopvang van toepassing. Daarnaast is een stichting, die ondersteunende diensten verleent aan alle tot de groep behorende ondernemingen (54 werknemers in dienst). Bij drie ondernemingen is een ondernemingsraad (or) ingesteld en voor de hele groep een cor. De moederstichting heeft een Raad van Bestuur (RvB) en een Raad van Toezicht. De leden van de RvB vormen tevens het bestuur van alle stichtingen en de algemene vergadering van aandeelhouders van de BV. Iedere werkmaatschappij heeft een eigen directeur, die door de RvB wordt benoemd. De RvB stelt voor iedere werkmaatschappij de begroting en jaarrekening vast. De directies dienen het primaire proces en hun tactische en operationele beleid af te stemmen op de door de RvB vastgestelde strategie en aangegeven kaders. Tussen de ondernemers en de medezeggenschap speelde de vraag welke medezeggenschapsstructuur (een gemeenschappelijke ondernemingsraad, of meerdere ondernemingsraden en een cor) het meest bevorderlijk is voor de goede toepassing van de WOR. Deze vraag leg den zij gezamenlijk ter beantwoording voor aan de kantonrechter.

Oordeel Kantonrechter
Een van de doelstellingen van de WOR is het instellen van ondernemingsraden op een zo laag mogelijk niveau, in het eigen werkmilieu van de betrokkenen. Daarmee is de medezeggenschap het beste gewaarborgd. In beginsel dient dus voor ondernemingen met meer dan 50 werknemers op het niveau van de ondernemingen een ondernemingsraad te worden ingesteld. Op grond van is het mogelijk een uitzondering op dit beginsel te maken door het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad, indien dit bevorderlijk is voor de goede toepassing van de WOR. Voor de invulling van de norm ‘bevorderlijk voor de goede toepassing van de WOR’ zijn in de rechtspraak de volgende criteria ontwikkeld:

a. Bestaat een zodanige samenhang tussen de betrokken ondernemingen dat instelling of instandhouding van ondernemingsraden daarvoor weinig zin heeft omdat de omvang of het niveau van de werkzaamheden die deze ondernemingsraden kunnen verrichten te gering is.
b. Wordt het door ‘samenvoeging’ mogelijk medezeggenschap te verzekeren voor werknemers die daarvan anders op grond getalscriterium van verstoken zouden zijn.
c. De mening van het personeel is een niet beslissend gegeven. .

Algemeen uitgangspunt voor ‘een goede toepassing van de WOR’ is de uitoefening van de medezeggenschap daar waar in overwegende mate zeggenschap over de onderneming(en) bestaat, en zij dus het meest doelmatig is. Indien de te behandelen aangelegenheden zowel op het niveau van iedere onderneming afzonderlijk, als op centraal niveau liggen, kunnen het beste voor die ondernemingen waarvoor dit verplicht is, ondernemingsraden worden ingesteld, overkoepeld door een cor. Indien in de nabije toekomst in overwegende mate besluiten van gemeenschappelijk belang zullen spelen is de medezeggenschap afdoende gewaarborgd in een gemeenschappelijke ondernemingsraad. De komen de twee jaar moeten echter aangelegenheden betreffende de inrichting en organisatie van de ondernemingen, juist ook inzake de steeds verdergaande centralisering, met name op het niveau van de afzonderlijke ondernemingen worden behandeld. Het personeel is nog niet in dienst is van de groep en het overkoepelend personeelsbeleid is nog niet in geïmplementeerd. Ook van belang is dat de activiteiten van de werkmaatschappijen nog sterk worden beïnvloed door de deelgemeenten, waaraan zij zijn verbonden. Met het instellen van onderdeelcommissies is de medezeggenschap allerminst gegarandeerd, nu instelling, samenstelling en handhaving en het delegeren van bevoegdheden aan deze commissies volledig afhankelijk is van de wil van de gemeenschappelijke ondernemingsraad en het personeel van de afzonderlijke ondernemingen hierop geen invloed kan uitoefenen. Bovendien zijn dat dan onderdeelcommissies voor uitsluitend de (centrale) taak van de gemeenschappelijke ondernemingsraad zelf.

Aantekening
Deze uitspraak is een mooi voorbeeld van de aspecten die een rol kunnen spelen bij de toets ‘bevorderlijk voor de goede toepassing van de WOR’.De rechter hecht veel waarde aan het instellen van de ondernemingsraad op zo laag mogelijk niveau. Het argument dat veel ondernemingsraden en een cor meer kosten met zich meebrengt trok de rechter in twijfel, omdat onderdeelcommissies ook tijd en geld kosten. Maar hij het vond het ook geen sterk argument. De rechter pareerde het bezwaar van de ondernemer dat ondernemingsraden procedures kunnen aanspannen, in tegenstelling tot onderdeelcommissies, met de opmerking dat deze rechten nu eenmaal door de WOR worden verleend.

Let op
Als de ondernemer en de ondernemingsraad gezamenlijk de kantonrechter om een beslissing vragen, is de procedure niet van toepassing en kan de nog verplichte gang naar de bedrijfscommissie worden overgeslagen.

Kantonrechter Rotterdam, 30 maart 2011, 120020SVZ VERZ 11-217.
M. van Leeuwen-Scheltema

Deel dit artikel

Besproken rechtsgebieden

Hebt u een vraag?

Neem contact met ons op of laat uw gegevens achter, zodat we u kunnen bellen.

Laat ons u bellen