HomeActueelPublicatiesNederlandse staat aansprakelijk voor onjuiste vakantiewetgeving

Nederlandse staat aansprakelijk voor onjuiste vakantiewetgeving

Geplaatst in
Sprengers nieuwsbrief 8-2013

Zoals wellicht bekend, is per 1 januari 2012 de Nederlandse vakantiewetgeving – specifiek voor de situatie van een zieke werknemer – aangepast. Tot 1 januari 2012 gold artikel 7:635 lid 4 BW op grond waarvan een werknemer – over de periode van arbeidsongeschiktheid – alleen vergoeding ontving voor de vakantiedagen die hij had opgebouwd gedurende de laatste zes maanden van zijn dienstverband. Met de wijziging van de vakantiewetgeving per 1 januari 2012 bouwt een werknemer tijdens ziekte volledig vakantie op en niet alleen over de laatste 6 maanden van de ziekteperiode.

Aanleiding voor de wetswijziging vormde de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in 2009, het zogenaamde Schultz-Hoff arrest van 20 januari 2009. Uit deze uitspraak volgde dat de (oude) Nederlandse wettelijke bepaling dat een werknemer alleen over de laatste 6 maanden van de ziekteperiode vakantiedagen opbouwt in strijd is met Europees recht. In de Europese Richtlijn over dit onderwerp is onder meer bepaald dat alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon wordt toegekend van tenminste vier weken.

Naar aanleiding van deze wetswijziging heeft een werkneemster de Nederlandse Staat aansprakelijk gesteld voor haar schade, omdat zij de vakantiedagen, waarop zij volgens Europese regelgeving ook recht had, bij het einde van haar dienstverband niet van haar werkgever heeft kunnen vorderen. De werkgever had immers volgens de oude vakantiewetgeving alleen de vakantiedagen die opgebouwd waren over de laatste 6 maanden van ziekte uitbetaald. De werkneemster stelt dat de Nederlandse Staat de Nederlandse vakantiewetgeving eerder had moeten aanpassen aan de Europese regelgeving, zodat zij volledige vakantieaanspraken had kunnen opbouwen. Werkneemster stelt dat de Nederlandse Staat jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de richtlijn niet binnen de daarvoor bepaalde termijn te implementeren.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van werkneemster toegewezen. Volgens de kantonrechter is de Nederlandse Staat aansprakelijk voor de schade die werkneemster heeft geleden omdat aan haar bij het einde van haar dienstverband te weinig vakantieaanspraken zijn uitbetaald. Volgens de kantonrechter kon al uit jurisprudentie van het Europese Hof uit 2001 (het zogenaamde Bectu-arrest) worden afgeleid dat de Nederlandse wet op dit punt in strijd was met Europees recht. Volgens de kantonrechter had de wet dan ook veel eerder aangepast moeten worden. In dat geval zouden aan werkneemster meer vakantieaanspraken zijn uitbetaald. De Nederlandse Staat moet de schade vergoeden die zij daardoor heeft geleden.

De Nederlandse Staat is van deze uitspraak van de kantonrechter bij het Gerechtshof in hoger beroep gegaan. Inmiddels ligt ook de uitspraak in hoger beroep er. Het gerechtshof Den Haag heeft op 15 oktober 2013 werkneemster (wederom) in het gelijk gesteld. Omdat de oude vakantiewetgeving in strijd was met de Europese regelgeving, heeft de Staat onrechtmatig gehandeld, oordeelde het gerechtshof. Dat de Nederlandse Staat onrechtmatig heeft gehandeld maakt dat de Staat kan worden aangesproken op de geleden schade. Het gerechtshof heeft de Nederlandse Staat dan ook veroordeeld tot vergoeding van de schade van de werkneemster.

Volgens het gerechtshof heeft de Nederlandse Staat wel terecht aangevoerd dat werkneemster enkel een beroep op de richtlijn kan doen wat betreft de wettelijke vakantiedagen. De bovenwettelijke vakantiedagen dienen in dit kader buiten beschouwing te blijven. Voorts wordt nog door het gerechtshof geoordeeld dat het te bepalen afkoopbedrag voor de vakantiedagen moeten worden gebaseerd op het laatstverdiende uurloon van werkneemster.

Dit arrest van het gerechtshof kan verregaande consequenties hebben, als meer werknemers schade gaan claimen bij de Staat. Dit is wel de verwachting. Het is waarschijnlijk dat de Nederlandse Staat van de uitspraak van het gerechtshof in cassatie zal gaan bij de Hoge Raad.

Deel dit artikel

Besproken rechtsgebieden

Lees meer over de auteurs

Hebt u een vraag?

Neem contact met ons op of laat uw gegevens achter, zodat we u kunnen bellen.

Laat ons u bellen