HomeActueelPublicatiesOnderhouden vliegvaardigheid door gastvliegerschap geen regeling inzake personeelsopleiding.

Onderhouden vliegvaardigheid door gastvliegerschap geen regeling inzake personeelsopleiding.

Rechtspraak voor Medezeggenschap – Arbeidsvoorwaarden – Februari 2014 – pag. 15-16

Een inspectiedienst, voortgekomen uit een samenvoeging van de diensten van een tweetal ministeries, kent vier zogenoemde inspecteurs-vlieger. Deze inspecteurs-vlieger onderhouden hun vliegvaardigheid door het vervullen van een gastvliegerschap bij een Nederlandse. commerciële luchtvaartmaatschappij. De ondernemingsraad van de inspectiedienst legt aan de kantonrechter de vraag voor of het besluit van de inspectiedienst met betrekking tot het intrekken van dit gastvliegerschap nietig is en verzoekt de kantonrechter dit besluit ongedaan te maken, hetgeen moet inhouden dat de inspecteurs-vlieger in staat wordt gesteld op de oude voet hun vakbekwaamheid in stand te houden door als gastvlieger werkzaam te zijn bij een Nederlandse luchtvaartmaatschappij,

Artikelen 27 lid 1 sub f en leden 5 en 6 van de Wet op de Ondernemingsraden
Kantonrechter ‘s-Gravenhage, 5 februari 2014
Niet gepubliceerd

Feiten

Uit een samenvoeging van twee inspectiediensten van twee ministeries is in januari 2012 de inspectiedienst (hierna Inspectie) voortgekomen die hier partij is. De Inspectie bewaakt en stimuleert de naleving van wetten en regelgeving voor een veilige en duurzame leefomgeving en voor een veilig en duurzaam transport. In mei 2012 is voor de Inspectie een ondernemingsraad ingesteld. Een afdeling van de Inspectie houdt toezicht op het luchtvaartdomein. Binnen deze afdeling zijn vier inspecteurs-vlieger aangesteld. Zij dienen op basis van richtlijnen van de Internationale burgerluchtvaartmaatschappij International Civil Aviation Organisation (ICAO) hun vliegvaardigheid te onderhouden.

Tot 1 januari 2014 onderhielden de inspecteurs-vliegtuig hun vaardigheid door het vervullen van een gastvliegerschap bij een Nederlandse, commerciële luchtvaartmaatschappij. Dit nam ongeveer 400-500 uur van hun diensttijd in beslag, circa dertig procent van de jaarlijks beschikbare productiecapaciteit. In september 2013 heeft de bestuurder de ondernemingsraad medegedeeld per 1 januari 2014 het definitieve besluit te nemen tot een koerswijziging ten aanzien van het gastvliegerschap. Het besluit houdt concreet in dat per 1 januari 2014 de vliegvaardigheid van de inspecteur-vliegers wordt onderhouden door middel van trainingen op de vliegsimulators, aangevuld met “meevliegen” tijdens het uitvoeren van twaalf inspectievluchten op jaarbasis. De ondernemingsraad heeft tijdig de nietigheid van dit besluit ingeroepen en wendt zich tot de kantonrechter.

Oordeel kantonrechter

De ondernemingsraad verzoekt de kantonrechter om te bepalen dat het besluit van de Inspectie met betrekking tot het intrekken van het gastvliegerschap nietig is en te bepalen dat de inspectie gehouden is de gevolgen van het besluit ongedaan te maken. Deze ongedaanmaking moet inhouden dat de inspecteurs-vlieger in staat wordt gesteld op de oude voet hun vakbekwaamheid in stand te (blijven) houden, door als gastvlieger werkzaam te zijn bij een. Nederlandse luchtvaartmaatschappij. Als grond voor de nietigheid voert de ondernemingsraad aan dat sprake is van een besluit tot het wijzigen en/of intrekken van een regeling op het gebied van de personeelsopleiding waarvoor, op grond van artikel 27 lid 1 sub f van de WOR, eerst instemming had moeten worden gevraagd hetgeen de bestuurder heeft nagelaten.

De ondernemingsraad stelt dat de limitatieve opsomming van artikel 27 WOR ruim moet worden uitgelegd: nagegaan moet worden of sprake is van een aangelegenheid die naar zijn aard en strekking onder het begrip personeelsopleiding valt. Onder dit begrip vallen volgens de ondernemingsraad niet alleen opleidingen die nieuwe kennis of vaardigheden aanleren, maar valt ook het onderhouden van de vaardigheid van de inspecteurs-vlieger om aan de vakbekwaamheidseisen te voldoen. Een dergelijke regeling behoeft niet het gehele personeel te betreffen, maar kan ook zien op een groep in de onderneming werkzame personen, zoals hier de gastvliegers.

De kantonrechter wijst het verzoek van de ondernemingsraad af en oordeelt dat voor de beoordeling van de vraag of een besluit instemming plichtig is, de opsomming van artikel 27 lid 1 WOR naar zijn aard en strekking dient te worden geïnterpreteerd. Gelet op het feilt dat deze opsomming een limitatief karakter draagt, ligt het niet voor de hand de werkingssfeer van deze bepaling sterk op te rekken. Tegen deze achtergrond kan niet worden geoordeeld dat het gastvliegerschap of zoals de ondernemingsraad het ook heeft geformuleerd – “de wijze waarop de inspecteurs-vlieger vanaf 1 januari 2014 hun vliegvaardigheid dienen bij te houden” – onder een regeling op het gebied van de personeelsopleiding kan worden gebracht. Daarmee zou naar de mening van de kantonrechter de werking van het artikel te ver worden opgerekt, doordat ook instemming zou moeten worden gevraagd voor een regeling die niet het sociale beleid op het gebied van de personeelsopleidingen betreft, maar die regelt op welke wijze een groep van werknemers de voor de invulling van hun taak benodigde ervaring kunnen/mogen bijhouden.

De kantonrechter is daarom van oordeel dat de Inspectie voor de invoering van het besluit niet de instemming van de ondernemingsraad nodig heeft. Het verzoek van de ondernemingsraad wordt afgewezen.

Aantekening

De Hoge Raad heeft in 1987 aangegeven dat de limitatieve opsomming van instemming plichtige onderwerpen in artikel 27 lid 1 WOR naar zijn aard en strekking geïnterpreteerd moet worden. Dat gastvliegerschap, of de wijze van het onderhouden van de vliegvaardigheid niet in de opsomming van artikel 27 lid 1 WOR genoemd is, behoeft dan ook niet doorslaggevend te zijn voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een instemmingsrecht. De vraag is of het onderhouden van ervaring onderdeel kan zijn van een regeling op het terrein van de personeelsopleiding. De kantonrechter acht dit niet onder de werkingssfeer van deze WOR-bepaling te scharen. Zij schaart het bijhouden van ervaring niet onder het begrip opleiding. In de literatuur wordt hier ook wel anders over gedacht en wordt het bijhouden of vergroten van individuele vakbekwaamheid, waaronder het aanleren van de nodige vakkennis en ervaring ook wel geschaard onder het begrip personeelsopleiding.

Let op

Indien de ondernemer een regeling opstelt die betrekking heeft op personeelsopleiding(en) dient hierover instemming gevraagd te worden. Dit kan betrekking hebben op het jaarlijks op te stellen personeelsopleidingsplan, maar ook als regelingen hun grondslag vinden buiten een opleidingsplan kan er sprake zijn van een instemming plichtige aangelegenheid, zo is in de rechtspraak eerder geoordeeld.

Deel dit artikel

Besproken rechtsgebieden

Lees meer over de auteurs

Hebt u een vraag?

Neem contact met ons op of laat uw gegevens achter, zodat we u kunnen bellen.

Laat ons u bellen