HomeActueelPublicatiesZorgelijke ontwikkelingen in de zorg

Zorgelijke ontwikkelingen in de zorg

Geplaatst in
Sprengers nieuwsbrief 4-2014

Gemeenten hebben met ingang van 1 januari 2015 een aantal verantwoordelijkheden uit te voeren die voorheen anders waren georganiseerd: op het terrein van de jeugdzorg, de re-integratie van kansarmen op de arbeidsmarkt en de uitvoering van de lichtere vormen van zorg aan hulpbehoevenden op basis van de WMO. Met name die laatste verantwoordelijkheid heeft vergaande gevolgen voor medewerkers die nu werkzaam zijn in de zorg, bijvoorbeeld bij een thuiszorginstelling.

Gemeenten hebben met ingang van 1 januari 2015 een aantal verantwoordelijkheden uit te voeren die voorheen anders waren georganiseerd: op het terrein van de jeugdzorg, de re-integratie van kansarmen op de arbeidsmarkt en de uitvoering van de lichtere vormen van zorg aan hulpbehoevenden op basis van de WMO. Met name die laatste verantwoordelijkheid heeft vergaande gevolgen voor medewerkers die nu werkzaam zijn in de zorg, bijvoorbeeld bij een thuiszorginstelling.

Bedoeling van de veranderende regelgeving is dat de overheidstaak op het terrein van de zorg afneemt en er meer door mensen zelf wordt gedaan, om te komen tot wat wordt genoemd “ de participatiesamenleving” . In een persoonlijk gesprek ( het “ keukentafelgesprek”) moet worden bekeken hoe huishoudelijke hulp kan worden georganiseerd door de familie en de buren van de hulpbehoevenden en -wanneer dat niet mogelijk is- door de gemeenten. De gemeenten kunnen dit op grond van de WMO op twee manieren doen. Zij kunnen zorg in natura aanbieden. De gemeenten zullen voor de uitvoering van de zorg die niet in de omgeving kan worden opgevangen, zorg moeten inkopen, bijvoorbeeld bij thuiszorginstellingen. Daarnaast kunnen zij de hulpbehoevende voorzien van een persoonsgebonden budget zodat de hulpbehoevende zelf zorg kan inkopen.

Terugkeer van de alfa hulp
In augustus 2014 verschenen berichten in het nieuws dat gemeenten daarbij opnieuw gebruik proberen te maken van de zogenaamde alfahulp en dat zelfs op grote schaal. Opnieuw want vanaf 2009 werden nauwelijks nog alfahulpen ingezet in de zorg. Een alfa hulp is een werknemer die in dienst treedt bij een hulpbehoevende en ingezet wordt voor verlenen van huishoudelijke hulp op minder dan 4 dagen per week. Vaak wordt dit georganiseerd via een bemiddelende instantie. Wanneer de inzet tot 4 dagen per week beperkt blijft, heeft deze medewerker een andere rechtspositie, te weten dat men in geval van ziekte maar 6 weken recht heeft op ziekengeld en niet verzekerd is voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid op grond van de WW en WIA. De inzet van deze medewerkers is daarmee aanmerkelijk goedkoper dan de inzet van werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst bij een (thuis)zorginstelling werken. Premies van werknemersverzekeringen kunnen immers worden uitgespaard. Hiermee kunnen de gemeenten dus een belangrijk deel van de te realiseren besparing binnen halen. Uit navraag blijkt dat in het al genoemde keukentafelgesprek de hulpbehoevende voor de keuze wordt geplaatst ofwel minder uren zorg te accepteren dan wel zich te melden bij een stichting, die als bemiddelende instantie de goedkopere zorg met een alfahulp kan aanbieden.

Steekhoudende bezwaren
Op basis van het voorgaande mag duidelijk zijn dat deze ontwikkeling niet past bij hetgeen de regering voor ogen heeft gestaan bij het toebedelen van de verantwoordelijkheden aan Gemeenten. Bedoeling was dat er meer zou worden teruggevallen op niet betaalde zorg van naasten en niet dat deze uitvoering een rechtspositionele verslechtering van de zorgverlener zou opleveren.
Op zich staat de slechte rechtspositie van de dienstverlener in de huishoudelijke sfeer al ter discussie. Er is op verzoek van de regering een rapport uitgebracht door de Commissie Kalsbeek, waarin de wenselijkheid van het continueren van deze mindere rechtspositie van de medewerker in de huishoudelijke sfeer is onderzocht. De Commissie Kalsbeek heeft in haar advies “Dienstverlening aan huis: wie betaalt de rekening?” geconcludeerd dat het ongewenst is dat diensten die –grotendeels- met overheidsgeld worden gefinancierd worden uitgevoerd met werknemers wier rechtspositie slechter is dan die van andere werknemers.” Wanneer dit wordt toegestaan kan Nederland een internationaal verdrag dat het recht op billijke arbeidsvoorwaarden voor huishoudelijk medewerkers voorschrijft niet ratificeren (ILO Conventie 189 inzake Decent Work for Domestic Workers). Daarnaast is ook in de rechtspraktijk de inzet van alfahulpen via bemiddelende instanties omstreden. In een uitspraak van het Hof Arnhem Leeuwarden (5 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8304) werd geoordeeld dat een alfahulp gewoon een arbeidsovereenkomst heeft met de bemiddelende instantie met alle daaraan verbonden rechten. De stichting had op structurele basis geïndiceerden gekoppeld aan hulpen op basis van kwaliteitseisen door gemeenten gesteld in een raamovereenkomst waarin ook de financieringswijze met de gemeente was geregeld. Het samenstel van overeenkomsten tussen gemeente en bemiddelende instantie maakte voor het hof duidelijk dat de alfahulp geen arbeidsovereenkomst had met de hulpbehoevende maar met de bemiddelende instantie. Die moest het ziekengeld betalen. Deze lijn volgend kan maken dat de opzet van de gemeenten niet lukt. Dit kan tot gevolg hebben dat de stichtingen die de verloning van de alfahulpen ten behoeve van de gewijzigde WMO gaan invullen , toch als formeel werkgever worden aangemerkt.
Uiteraard wordt dit pas duidelijk wanneer een alfahulp daarvoor een juridische procedure in gang zet. Tot het moment waarop dit wordt vastgesteld is de alfahulp dan ook nog een concurrent van de wel op basis van regulier arbeidsrecht werkende zorgverlener, die zal moeten proberen een voor de gemeenten acceptabel aanbod voor de uitvoering van de zorg in natura aan te bieden.

Verdringing in de sector
Niet alleen het inzetten van de alfahulp is een probleem. Ook met de rechtspositie van medewerkers die wel een arbeidsovereenkomst met een zorginstelling hebben, is het niet te best gesteld. Omdat niet duidelijk is hoeveel zorg door gemeenten bij thuiszorginstellingen zal worden ingekocht worden enkele tienduizenden (!) medewerkers in dienst bij de thuiszorginstellingen ontslagen, vooruitlopend op de uitkomsten van een aanbestedingstraject. Met name in 2013 is duidelijk geworden dat medewerkers die vervolgens weer in dienst traden dat alleen konden doen tegen een veel lager salaris.
Maar ook in ander opzicht is sprake van verdringing: In de gemeentelijke aanbestedingstrajecten weten zorgondernemingen namelijk goed in te zetten op de social return factor. Zorgondernemingen bieden bij aanbesteding tot wel 20 % van het beschikbare werk aan gemeenten aan voor medewerkers die vanuit de bijstand of aankomende Participatiewet een plekje op de arbeidsmarkt willen veroveren. Voor gemeenten is dit erg aantrekkelijk omdat hiermee niet alleen het doel van kostenbeperking wordt gerealiseerd maar ook de andere aan de gemeenten toebedeelde verantwoordelijkheid ( het bevorderen van de re-integratie van mensen met een slechte arbeidsmarktpositie) kan worden ingevuld. Binnen de ondernemingen betekent dit: minder werk voor bestaand personeel tegen slechtere arbeidsvoorwaarden.

Besluit
Door deze omstandigheden wordt de werkgelegenheidssituatie in de zorg behoorlijk aangetast. Voor ondernemingsraden levert dit soms een lastig dilemma op: kiezen voor het voortbestaan van de onderneming of inzetten op het beste voor werknemers waarvoor weinig financiële ruimte beschikbaar is.

Deel dit artikel

Besproken rechtsgebieden

Lees meer over de auteurs

Hebt u een vraag?

Neem contact met ons op of laat uw gegevens achter, zodat we u kunnen bellen.

Laat ons u bellen