De bestuurder van Honeywell Amsterdam vraagt de ondernemingsraad advies over een voorgenomen reorganisatie binnen een afdeling waarbij twee functies worden geschrapt. De or adviseert negatief.
De or vindt dat de ondernemer te weinig ingaat op de effecten voor de achterblijvende werknemers. Tevens heeft hij kritiek op het feit dat de ondernemer geen regeling treft voor de opvang van de personele gevolgen, maar het alleen heeft over het maken van individuele afspraken op een gebruikelijk niveau.
Ondernemingskamer
De ondernemer geeft aan dat het om het vervallen van de functies van twee specifieke personen gaat. Daarom is ervoor gekozen om de beëindigingsregeling niet op voorhand en detail met de or te bespreken. Zoals gebruikelijk zal echter een marktconforme beëindigingsregeling worden aangeboden.
De Ondernemingskamer oordeelt dat Honeywell geen (toereikend) overzicht verstrekt van de gevolgen die dit besluit naar verwachting zal hebben voor de in de onderneming werkzame personen, noch van de te nemen maatregelen. Over de gestelde ‘standard practice’ heeft Honeywell, afgezien van vaagheden tijdens de adviesprocedure, geen enkele informatie verschaft. Zelfs als de ondernemingsraad al op de hoogte was van de inhoud van de standard practice, dan nog had het op de weg van Honeywell gelegen om in de adviesaanvraag, en zeker nadat de or daarover schriftelijke vragen had gesteld, schriftelijk helderheid te verschaffen over die inhoud.
Ook geeft de OK aan dat de ondernemer onvoldoende aandacht heeft besteed aan de gevolgen van het besluit voor de werknemers die de taken van de weggevallen functies moeten overnemen. In het besluit merkt de ondernemer hierover op dat de werkzaamheden op een zo goed mogelijke manier opgepakt moeten worden door de overblijvende functies en dat niet verwacht wordt dat de betrokken medewerkers daar ‘onder door zullen gaan’. Dit is gelet op de belangen van de betrokken werknemers te vaag en daarmee niet toereikend, aldus de Ondernemingskamer.
Commentaar
Bij het vaststellen van de maatregelen om de gevolgen van een reorganisatie op te vangen, heeft een ondernemer vaak met drie partijen te maken: de vakbonden, de or en de werknemer. Uit twee recente beschikkingen van de Ondernemingskamer inzake een geschil bij Akzo en Sappi werd duidelijk dat een ondernemer vanwege onderhandelingen met de vakorganisaties over een sociaal plan de or niet in het ongewisse mag laten over de voorgenomen maatregelen die hij wil gaan treffen, om geen voorschot te hoeven nemen op de inzet of uitkomsten van het overleg met de vakbonden over het sociaal plan. Hij moet inzage geven in de inhoud van de maatregelen, ook al wordt er nog met de vakorganisaties over onderhandeld. In deze zaak gaat het om de relatie tot de positie van individuele werknemers. Ook hier kan de ondernemer niet volstaan met de stelling dat hij de or geen inzicht hoeft te geven, omdat er op individuele basis nog onderhandeld zal gaan worden. Artikel 25 lid 3 WOR schrijft ook in deze situatie voor dat de ondernemingsraad inzicht gegeven moet worden in de concrete maatregelen die de ondernemer voornemens is te treffen.
Hof Amsterdam (OK), 8 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3890 Auteur Loe Sprengers is advocaat bij Sprengers Advocaten te Utrecht