Een werkgever in de steigerbouw verzoekt de kantonrechter arbeidsovereenkomsten van veertien werknemers te ontbinden, omdat hij in het vervolg met ZZP-ers wil werken. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af, omdat de arbeidsplaatsen niet zijn komen te vervallen en ook niet wordt voldaan aan de uitvoeringsinstructie bij de beleidsregels van het UWV.
Verzoek werkgever
Een werkgever, Dutch Steigers B.V., verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met een werknemer werkzaam als steigerbouwer te ontbinden. Dutch Steigers zou voor het zoveelste jaar op rij verlies hebben geleden als gevolg van de economische crisis. Dutch Steigers wil onder meer de functie van steigerbouwer laten vervallen, en in de toekomst op projectmatige basis ZZP-ers inhuren. De functie van steigerbouwer is niet uitwisselbaar en er zouden binnen Dutch Steigers geen mogelijkheden tot herplaatsing zijn.
Verweer werknemer
De werknemer betwist dat er redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In de eerste plaats zouden de slechte bedrijfseconomische omstandigheden niet aannemelijk gemaakt zijn. Dit is ook de reden geweest dat het UWV anderhalf jaar voor indiening van het ontbindingsverzoek geen ontslagvergunningen heeft verleend.
In de tweede plaats stelt de werknemer dat Dutch Steigers bewust een koers vaart om op een goedkope manier van het vaste personeel afscheid te nemen en vervolgens uitsluitend met ZZP-ers, onderaannemers en uitzendkrachten te gaan werken.
Beoordeling door de kantonrechter
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af. Ten eerste is de kantonrechter niet van oordeel, dat er sprake is van een dusdanige financiële situatie dat een faillissement dreigt.
Ook is niet gebleken, dat er daadwerkelijk arbeidsplaatsen, waaronder die van deze werknemer, komen te vervallen. Vervolgens oordeelt de kantonrechter, dat Dutch Steigers voorts niet voldoet aan de uitvoeringsinstructie van het UWV ten aanzien van de uitbesteding van het werk aan zelfstandigen. Er lijkt volgens de kantonrechter geen sprake te zijn van uitbesteding van werk aan echte zelfstandigen, maar eerder om het inwisselen van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd van medewerkers voor opdrachtovereenkomsten met (deels dezelfde) medewerkers, functionerend als (schijn)zelfstandigen met maar één opdrachtgever.
Uitvoeringsinstructie UWV
De kantonrechter verwijst in zijn uitspraak naar de uitvoeringsinstructie van het UWV ten aanzien van uitbesteding van werk aan echte of schijnzelfstandigen. De kantonrechter is in beginsel niet gebonden aan de beleidsregels van het UWV, maar houdt hier in de praktijk wel rekening mee. Uit de uitvoeringsinstructie van het UWV volgt, dat het een werkgever vrijstaat om de onderneming naar eigen inzichten in te richten, ook wanneer werkzaamheden komen te vervallen en arbeidsplaatsen verloren gaan. Indien werkgevers het werk willen uitbesteden aan ZZP-ers is het van belang of het gaat om uitbesteding aan ‘echte’ zelfstandigen of aan schijnzelfstandigen. Het UWV geeft alleen een ontslagvergunning af indien het werk wordt besteed aan een echte zelfstandige. De uitvoeringsinstructie van de beleidsregels van het UWV verstaat onder een echte zelfstandige iemand die in het bezit van is een relevante Var-verklaring, van wie aannemelijk is dat hij in fiscale zin als ondernemer kan worden aangemerkt en die ingeschreven is bij de Kamer van Koophandel. Schijnzelfstandigen werken vaak tegen slechtere voorwaarden dan de voorwaarde die voor werknemers gelden, terwijl hun positie erg vergelijkbaar is. Op grond van de Uitvoeringsinstructie weigert het UWV altijd een vergunning in het geval een werkgever de arbeidsovereenkomst wil beëindigen en daarvoor in de plaats contracten wil aangaan met diezelfde werknemers, met als uitsluitend doel werknemerschap te vermijden.