De or van de Tweede Kamer adviseerde negatief over de inrichting van een stafbureau. Het besluit wordt genomen en de or gaat in beroep. Hoe oordeelt de Ondernemingskamer over zijn argumenten?
De ondernemingsraad van de Tweede Kamer adviseert in juni 2014 negatief over de inrichting van een Stafbureau, dat zal werken ter ondersteuning van de Voorzitter en het Presidium. Op 11 augustus 2014 deelt de Griffier mee dat is besloten het Stafbureau op te richten en dat het voorgenomen besluit op grond van het advies van de or deels is aangepast. Volgens de ondernemingsraad is het advies te laat gevraagd en wordt er onvoldoende rekening gehouden met de belangen van medewerkers en organisatie.
Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer vindt dat het medezeggenschapstraject bepaald niet vlekkeloos is verlopen. Een bevredigende verklaring voor deze rommelige gang van zaken heeft de Griffier niet. Ook de timing van het besluit roept vragen op. Eerst heeft de Griffier laten weten dat het MT na het reces zal reageren. Niettemin heeft de Griffier vervolgens tijdens het zomerreces het besluit bekend gemaakt. De gehele gang van zaken betekent echter niet dat het advies op een zodanig laat tijdstip is gevraagd dat het niet meer van wezenlijke invloed op de besluitvorming kon zijn. Daarbij komt dat de ondernemingsraad zijn aanvankelijke verzet tegen aanstelling van de senior Voorlichter heeft ingetrokken, nadat de Griffier had toegezegd formeel advies te zullen vragen over inrichting van het Stafbureau. Voorts kan het belasten van een medewerker met een tijdelijke taak van kwartiermaker ter voorbereiding van besluitvorming niet worden aangemerkt als een uitvoeringshandeling van een reeds genomen besluit. De or heeft voldoende tijd gehad het advies uit te brengen. Dat niet aan (de kern van) de bezwaren is tegemoet gekomen, maakt nog niet dat van de mogelijkheid tot wezenlijke invloed geen sprake is geweest. Ook de inhoudelijke bezwaren van de ondernemingsraad worden afgewezen. Onder meer wordt daarbij afgewogen dat de Griffier voldoende de bezwaren van de or heeft onderkend, dat een volgende Voorzitter en een volgend Presidium wellicht andere behoeften aan ondersteuning kunnen hebben. De (nieuwe) medewerkers van het op te richten Stafbureau krijgen met het oog op die mogelijke veranderingen een tijdelijke aanstelling of positie. Dat de or niet overtuigd is van ‘nut en noodzaak’ van oprichting van het Stafbureau maakt nog niet dat de TK onder de voormelde omstandigheden, bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het verzoek van de or wordt afgewezen.
Commentaar
In een besluitvormingsprocedure zitten wel vaker onvolkomenheden. Uit de rechtspraak van de Ondernemingskamer blijkt dat de rechter toetst hoe de communicatie is verlopen en of daardoor de belangen van de ondernemingsraad echt zijn geschonden. Indien dat niet aannemelijk is, dan zijn bezwaren te licht om het besluit aan te kunnen tasten. In deze zaak kwam ook een vraag aan de orde die vaker in de praktijk speelt: namelijk of het aanwijzen van een kwartiermaker al als een uitvoeringshandeling moet worden gezien. Wanneer voldoende duidelijk is dat het gaat om een tijdelijke benoeming/taak ter voorbereiding van het voorgenomen (reorganisatie)besluit, dan is geen sprake van (ongeoorloofde) uitvoering.
Bron:Hof Amsterdam (OK), 16 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:46