Vier uitspraken, dat is de bescheiden oogst van het vijfde jaar van de CRvB-formule, de formule uit de 28 februari-uitspraken waarmee de ontslagvergoeding – het zogeheten plusje – dient te worden berekend in gevallen waarin het bestuursorgaan een overwegend aandeel heeft in een ontslag op andere gronden. Van die vier uitspraken zijn er twee afkomstig van rechtbanken – die van Overijssel en Gelderland – en twee van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad). In de uitspraken van de Raad gaat het om min of meer reguliere toepassing van de formule, terwijl in beide rechtbankuitspraken sprake is van een afwijking van de formule. Overijssel had de primeur door een all-in bedrag vast te stellen, maar ook Gelderland liet van zich spreken door in afwijking van de 28 februari-uitspraken een factor 1,5 toe te passen. Daarmee is er op zichzelf reeds voldoende stof voor een nieuw deel van deze kroniek, waarin wij ook terugblikken op het eerste lustrum van de formule. Wij nemen verder de vrijheid de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 29 juni 2018 over toepassing van de formule in de waterschapsector te bespreken. Hoewel deze strikt bezien buiten het bestek van deze bijdrage valt, sluit die uitspraak zo mooi aan op de slotsom van het vorige deel van deze kroniek dat hij hier niet onbesproken mag blijven.