Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid wordt ook de Werkloosheidswet (WW) per 1 januari 2016 gewijzigd. De doelstelling van de wetgever is om de WW activerender te maken of zoals de wetgever het zelf verwoordt: ‘De WW wordt gezien als een vangnet, dat tegelijk een trampoline naar nieuw werk moet zijn’. In deze bijdrage geven we een overzicht van de belangrijkste wijzigingen in de WW en het bijbehorende overgangsrecht.
Hoe is het?
|
Hoe wordt het?
|
Duur: maximaal 38 maanden
|
Maximaal 24 maanden + eventueel cao-aanvulling |
Hoogte: 2 maanden 75% en daarna 70% dagloon | Blijft gelijk, dus: 2 maanden 75% en daarna 70% dagloon |
Opbouw: 1 jaar arbeidsverleden = 1 maand WW | 1e 10 jaar: 1 jaar = 1 maand WW en daarna elk jaar arbeidsverleden = ½ maand WW |
Na 1 jaar is alle arbeid passend
|
Na ½ jaar is alle arbeid passend (per 1 juli 2015)
|
Urenverrekening en voor kleine groep na 1 jaar inkomensverrekening | Inkomensverrekening vanaf 1e WW-dag |
Aanpassing duur en opbouw WW:
Huidige Systematiek WW
Een werknemer die werkloos wordt heeft recht op maximaal 3 maanden WW-uitkering indien hij, voordat hij werkloos werd, in ieder geval 26 weken in 36 weken als werknemer in dienstbetrekking heeft gewerkt. Dit is de referte-eis van de WW.
Voldoet de werknemer daarnaast nog aan de zogenaamde 4 uit 5 eis dan heeft hij recht op een langere WW-uitkering. Dit wil zeggen dat de werknemer, in de vijf jaar voorafgaand aan zijn WW-uitkering, in tenminste vier jaar voldoende loondagen dan wel loonuren moet hebben gehad.
Dan heeft hij recht op een uitkering gebaseerd op zijn arbeidsverleden, dat uit een fictief en een reëel arbeidsverleden.
Fictief arbeidsverleden:
Het fictief arbeidsverleden is in de WW opgenomen omdat het UWV tot aan het jaar 1998 geen reële gegevens kan produceren over het werkelijk gewerkte arbeidsverleden van werknemers. De jaren vanaf het jaar waarin de werknemer 18 is geworden tot 1998 worden ook dan ook meegenomen als fictief gewerkte jaren
Reëel arbeidsverleden:
Vanaf 1998 wordt gekeken naar de feitelijk gewerkte jaren. Hiervoor geldt de eis dat alléén de jaren waarin 52 loondagen zijn gemaakt (dit geldt tot 1 januari 2013) en vanaf 1 januari 2013 de jaren waarin 208 loonuren zijn gemaakt, meetellen voor het bepalen van het arbeidsverleden.
Voorbeeld berekening arbeidsverleden
Een werknemer is geboren op 1 maart 1970, is op 1 januari 2000 gaan werken in dienstverband en op 1 juli 2014 werkloos geworden. Deze werknemer is in 1988 18 geworden.
De jaren tussen 1988 en 1998 tellen mee als fictief gewerkte jaren, dit is in totaal 10 jaar.
Over de jaren vanaf 1998 wordt gekeken naar de feitelijk gewerkte jaren. De werknemer werkt van 2000 tot 1 juli 2014. Deze werknemer heeft een feitelijk arbeidsverleden van 13 jaar ( 2000 t/m 2013, op basis van de wet tellen de jaren voorafgaand aan het jaar van werkloosheid vandaar dat 2014 niet meetelt). Tezamen heeft deze werknemer een arbeidsverleden van 23 jaar.
Onder het huidige WW-stelsel geldt dat ieder jaar aan arbeidsverleden recht geeft op 1 maand WW, met een maximum van 38 maanden. De werknemer in het voorbeeld heeft dan ook recht op een WW uitkering van 23 maanden.
In de nieuwe WW zou de werknemer uit het bovenstaande voorbeeld recht hebben op een WW-uitkering van 16,5 maand. In de gewijzigde WW geldt dat de systematiek van het vaststellen van het arbeidsverleden hetzelfde blijft, maar dat de opbouw anders wordt. In nieuwe WW tellen de eerste 10 jaar aan arbeidsverleden voor één maand WW en daarna telt één jaar arbeidsverleden als een halve maand WW. Voor de werknemer uit het voorbeeld telt het fictief arbeidsverleden van 10 jaar volledig mee, dat betekent dus 10 maanden WW, en zijn feitelijk arbeidsverleden van 13 jaar telt voor de helft aan maanden mee, te weten 6,5 maanden. In totaal heeft deze werknemer dus recht op 16,5 maanden WW.
Overgangsrecht:
Op basis van het overgangsrecht wordt bij een recht op WW na 1 januari 2016 het arbeidsverleden tot 1 januari 2016 berekend op de oude manier en na 1 januari op de nieuwe manier. De jaren aan arbeidsverleden tot 1 januari 2016 gelden dus voor 1 maand per jaar en na 1 januari 2016 een ½ maand per jaar (dit geldt uiteraard niet voor de eerste 10 jaar aan arbeidsverleden).
Voor de werknemers die op basis van het oude recht per 1 januari 2016 een recht op WW hebben tussen de 25 maanden en 38 maanden geldt nog een extra overgangsrecht. In de periode 1 januari 2016 tot 1 april 2019 wordt de WW duur per kwartaal aftellend teruggebracht naar 24 maanden.
Heeft een werknemer op 1 januari 2016 op basis van de oude WW recht op 38 maanden WW, dan krijgt hij op basis van het overgangsrecht op 1 januari 2016 een WW uitkering gedurende 37 maanden. Wordt deze zelfde werknemer op 2 april 2016 werkloos, dan krijgt hij een WW uitkering gedurende 36 maanden, per 1 juli 2016 35 maanden en zo per kwartaal aftellend tot 1 april 2019.
CAO-aanvulling?
In het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 is tussen werkgevers- en werknemersorganisaties afgesproken dat met private aanvullende verzekeringen op cao- niveau de huidige hoogte en duur van de WW kan worden gehandhaafd. Deze ‘private’ WW van maximaal 14 maanden zal aansluitend op de ‘publieke’ WW worden betaald. Of deze private WW er komt hangt van de cao partijen af of ze heir afspraken over gaan maken. Dat kan per bedrifjstak/onderneming gaan verschillen.
Wijziging begrip passende arbeid:
Per 1 juli 2015 zal het begrip ‘passende arbeid’ in de WW wijzigen. In de huidige WW wordt op grond van een richtlijn van het UWV na een jaar werkloosheid arbeid op alle niveaus als passend aangemerkt, dit ongeacht het (opleidings)niveau van de betrokkene. Per 1 juli 2015 wordt alle arbeid, na zes maanden WW, als passend beschouwd. Dat wil zeggen dat universitair geschoolde werknemers arbeid moeten aanvaarden op het niveau van lager onderwijs. Dit werk wordt door het UWV als passend beschouwd.
Het begrip ‘passende arbeid’ is met name van belang in het kader van bedrijfseconomische ontslagen waarin in het geval van de boventalligheid, op grond van een sociaal plan, een van-werk-naar-werktraject wordt aangeboden. De vraag is of het gewijzigde begrip ‘passende arbeid’ doorwerkt in een sociaal plan. Het is mogelijk dat het UWV in het kader van de WW beoordeling zal oordelen dat ook in sociaal plannen na 6 maanden alle gangbare arbeid als passend moet worden beschouwd ongeacht het opleidingsniveau van de werknemer en ongeacht wat in het sociaal plan hierover is opgenomen. De mogelijke consequentie is dat indien de werknemer een dergelijk aanbod weigert mogelijk zijn WW plicht schendt om passende arbeid te aanvaarden. De sanctie hierop is dat de WW volledig kan worden geweigerd. Het is op dit moment niet duidelijk of en hoe het WW begrip passende arbeid zal doorwerken in bijvoorbeeld een sociaal plan. De verwachting is dat hierover voor 1 juli 2015 nadere regelgeving zal komen.
Loe Sprengers
Suzanne Broens