Op 1 mei 1980 deed de ondernemingskamer voor het eerst een uitspraak over het adviesrecht zoals dat geregeld is in de wet op ondernemingsraden. Die uitspraak staat nog steeds overeind.
Moest het Lingeziekenhuis als ziekenhuislocatie worden gehandhaafd of werd het een verpleeghuis? Uitgangspunt is dat het Lingeziekenhuis binnen maximaal twee jaar gesloten zal worden, zo meldde een brief aan het ministerie. De ziekenhuisfunctie zal overgeplaatst worden naar het nieuwe fusieziekenhuis, en het Lingeziekenhuis wordt tot verpleeghuis verbouwd. Die brief werd ter kennisneming aan de ondernemingsraad gestuurd. Deze stelde daartegen beroep in bij de Ondernemingskamer, omdat hij vond dat hier een besluit was genomen zonder daarover vooraf advies te vragen aan de or.
Ondernemingskamer
De zienswijze van de ondernemer, dat hij geen besluit had genomen met de brief naar het ministerie, ging voorbij aan wat in art. 25 WOR staat over de adviesrol van de or. Terecht stelt de or dat de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen om het Lingeziekenhuis op korte termijn te sluiten. Om tot een afweging van alle belangen te kunnen komen, nam de wetgever in art. 25 WOR uitgewerkte stappen op die bij het advies vragen in acht moeten worden genomen. Het niet nakomen daarvan, betekent dat de or niet op de voorgeschreven wijze heeft kunnen kennisnemen van de inhoud en de beweegredenen van het voorgenomen besluit, en daarop geen invloed heeft kunnen uitoefenen. Het betekent ook dat de ondernemer niet op de voorgeschreven wijze heeft kunnen kennisnemen van de zienswijze van de or. Juist in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen is dit wel van belang.
Commentaar
Met deze uitspraak maakte de Ondernemingskamer meteen duidelijk dat zij niet alleen gaat over geschillen wanneer het besluit afwijkt van het advies dat de or is gevraagd. Maar ook dat de OK bevoegd is bij besluiten die zijn genomen zonder advies te vragen. Bij de onderbouwing stelt de OK uitdrukkelijk, dat dit ingaat tegen de rechten en belangen van de ondernemingsraad, én dat de ondernemer daarmee onterecht niet de opvattingen van de ondernemingsraad betrekt bij de besluitvorming in het belang van de onderneming. Daarmee zette deze eerste uitspraak het belang van de medezeggenschap fors op de kaart. De uitspraak heeft tot op de dag van vandaag grote betekenis voor de medezeggenschapspraktijk.