Een ondernemer wil de productie verplaatsen en onderzoeken of de oude vestiging verkocht kan worden. Ongeacht de uitkomst daarvan wil de or inzicht in het sociale plan. De ondernemer stelt daaraan voorwaarden. De or gaat niet akkoord.
De papierfabrikant Sappi heeft vestigingen in onder andere Nederland en België. Wegens overcapaciteit vraagt de ondernemer advies aan de or om de productie van de vestiging Nijmegen te verplaatsen naar België. Tegelijkertijd wordt met de or en de vakbonden afgesproken te onderzoeken of er mogelijkheden zijn tot verkoop van de vestiging in Nijmegen. De or geeft aan dat of het nu wel of niet tot een overname komt in alle gevallen inzicht gegeven moet worden in de te treffen maatregelen. De ondernemer heeft aangegeven het huidige sociaal plan van toepassing te willen verklaren op het besluit uitsluitend onder de voorwaarde dat de or op voorhand zijn beroepsrecht prijsgeeft. De or gaat daar niet mee akkoord en gaat in beroep tegen het verplaatsingsbesluit.
Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer is het met de or eens dat het voornemen om de productie van Nijmegen naar België te verplaatsen, feitelijk tevens de beslissing inhoudt om de fabriek in Nijmegen te verkopen dan wel te sluiten. Ook al wordt daarover later nog advies gevraagd, doet dit niet eraan af dat die sluiting/verkoop feitelijk het gevolg zal zijn van de stopzetting van de productie in Nijmegen. Daarom diende de ondernemer bij de adviesaanvraag over de verplaatsing een overzicht te verstrekken van de gevolgen en maatregelen (artikel 25 lid 3 WOR). Dit laatste heeft de ondernemer echter nagelaten. De gedane mededelingen van de ondernemer dat hij in een later stadium met de vakbonden zal bezien hoe de sociale gevolgen van ontslag kunnen worden opgevangen en dat er in die periode “niet ‘niets’ zal zijn” vindt de Ondernemingskamer onvoldoende. De ondernemer heeft aangevoerd dat vanuit strategisch oogpunt gezien de nog te starten onderhandelingen met de vakbonden over een nieuwe cao inclusief sociaal plan, het niet gewenst was al uitspraken te doen over het nieuwe sociaal plan. De Ondernemingskamer oordeelt dat de ondernemer – zonder de onderhandelingen met de vakbonden te schaden – had kunnen toezeggen dat het (bestaande) sociaal plan zou worden toegepast uitsluitend voor de medewerkers van Nijmegen. Het voorstel aan de or om de verlenging van het sociaal plan uit te ruilen tegen het beroepsrecht van de or, vindt de Ondernemingskamer niet redelijk. De Ondernemingskamer vindt het dan ook bepaald niet onbegrijpelijk dat de or zich onder druk gezet voelde en de ondernemer verwijt (het aflopen van) het sociaal plan als hefboom in het medezeggenschapstraject te hebben gebruikt.
Commentaar
In het adviestraject moet de or in staat gesteld worden om over het sociaal plan te adviseren. Bij gefaseerde besluitvorming kan het vereist zijn om daarover dan aan het begin van het traject duidelijkheid te geven. Zoals in dit geval voorafgaand aan het besluit tot stopzetten van de productie en niet pas bij het besluit tot verkoop van de vestiging. Ook het feit dat met de vakbonden over het sociaal plan nog onderhandeld moet worden, neemt niet weg dat de ondernemer in het adviestraject met de or wel inzicht moet geven in de maatregelen die hij in ieder geval zal gaan nemen om de gevolgen op te vangen. Anders moet hij maar wachten met het nemen van het besluit tot de uitkomsten van het overleg bekend zijn
Hof Amsterdam (OK), 15 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1979