Onze onderneming telt ongeveer veertig werknemers en maakt deel uit van een groep van ondernemingen. Een andere onderneming, die eenzelfde product maakt en verkoopt als de onze is ook onderdeel van deze groep van ondernemingen. Die onderneming heeft 35 werknemers in dienst. We weten dat de instellingsgrens voor een or ligt op ten minste vijftig werknemers. Toch willen wij graag een or oprichten, maar onze werkgever wil daar niet aan meewerken. Hij beroept zich op de instellingsgrens van vijftig personen. Maar wij vragen ons af of wij niet de werknemers van deze twee ondernemingen bij elkaar mogen optellen, waardoor we boven de instellingsgrens van vijftig personen komen. Aangezien beide ondernemingen toch min of meer hetzelfde doen, lijkt het ons een goed idee om samen een ondernemingsraad te vormen. Beter dan geen or. Hoe zit dit?
Kennelijk houdt jullie werkgever/ondernemer een aantal ondernemingen in stand waarbij, als van in ieder geval twee ondernemingen het aantal werknemers bij elkaar zou worden opgeteld, wel wordt voldaan aan het getalscriterium van vijftig werkzame personen. De WOR geeft hiervoor wel mogelijkheden. Op grond van artikel 3 lid 1 van de WOR moet de ondernemer die twee of meer ondernemingen in stand houdt waarin tezamen in de regel meer dan vijftig personen werkzaam zijn, een zogenoemde gemeenschappelijke ondernemingsraad instellen indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de betrokken ondernemingen.
Dit artikel geeft dus een mogelijkheid tot het instellen van een (gemeenschappelijke) or voor bedrijven die alleen niet genoeg werknemers hebben, maar samen wel. Deze ondernemingen moeten wel met elkaar samenhangen. Maar dat lijkt bij jullie het geval te zijn. Verder wordt als voorwaarde eraan verbonden dat het (instellen van de gemeenschappelijke or) bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de betrokken ondernemingen.Dit is het geval als er een overwegend gemeenschappelijk bedrijfsbeleid wordt gevoerd. Als er eenmaal een gemeenschappelijke or is ingesteld, worden deze ondernemingen voor de WOR beschouwd als één onderneming.
Voor jullie informatie: op zich is de medezeggenschap goed geworteld binnen de Nederlandse ondernemingen. Gemiddeld 70 procent van de bedrijven die op basis van de instellingsgrens van vijftig in de onderneming werkzame personen een ondernemingsraad zouden moeten hebben, hebben er ook een.
Wij zijn bang dat onze werkgever niet blij wordt van ons verzoek om een (gemeenschappelijke) or in te stellen? Kan dit eigenlijk gevolgen hebben voor ons functioneren?
Een werknemer die het initiatief neemt tot het instellen van een (gemeenschappelijke) ondernemingsraad wordt op grond van de WOR beschermd tegen benadeling in zijn (rechts)positie in de onderneming.
Artikel 21 van de WOR is de algemene bepaling over de bescherming van een or-lid. Dit is een aanvullende bescherming op de gewone arbeidsrechtelijke bescherming van een werknemer. De bescherming van artikel 21 van de WOR komt er op neer dat niemand uit hoofde van zijn werkzaamheden voor de ondernemingsraad mag worden benadeeld in zijn positie. Een benadeling in je positie als werknemer kan zich uiten in bijvoorbeeld het beperken van reiskostenvergoeding, benodigd voor het or-werk, het niet krijgen van een promotie, het niet verlengen van een tijdelijk dienstverband en een min of meer gedwongen overplaatsing. Deze aanvullende bescherming geldt eveneens voor degene die het initiatief neemt of heeft genomen tot het instellen van een ondernemingsraad. De werknemer kan zich in geval van benadeling tot de rechter wenden. Wél zal de werknemer dan aannemelijk moeten maken dat hij benadeeld is vanwege zijn werkzaamheden voor de or. Daartoe moet de werknemer met concrete feiten komen. De werkgever kan dan op zijn beurt in de procedure bij de rechter aannemelijk maken dat de gestelde benadeling niet voortvloeit uit de werkzaamheden voor de ondernemingsraad (in jullie geval het initiatief nemen tot het instellen van een or).