IBM heeft de ondernemingsraad advies gevraagd om het over het voornemen van IBM om over te gaan tot verdere transformatie van IBM Global Account (hierna een IGA te noemen) waarbij 16,58 fte aan arbeidsplaatsen binnen IGA zullen verdwijnen. De reorganisatie zou plaatsvinden in de periode 1 mei 2012 t/m 31 december 2013. De ondernemingsraad heeft een negatief advies uitgebracht over het voorgenomen besluit. In het advies is onder meer opgenomen: “In de adviesaanvraag is naar ons oordeel niet, althans onvoldoende, inzicht gegeven welke maatregelen worden opgenomen om de personele gevolgen op te vangen, daarmee is niet voldaan aan de verplichting die voortvloeit uit artikel 25 lid 3 WOR. Herhaaldelijk hebben wij hier wel naar gevraagd maar telkens wordt er verwezen naar (.…) hoofdstuk 18 van onze personeelsgids. Hetgeen aldaar is beschreven is een algemene beschrijving hoe boventalligheid kan ontstaan en welke mogelijkheden er zijn om intern te zullen solliciteren. De OR wenst echter dat er inzicht wordt gegeven welke maatregelen/voorzieningen er getroffen worden als medewerkers ontslagen worden. Het lijkt erop dat medewerkers – nu slechts wordt verwezen naar hoofdstuk 18 – enige tijd de ruimte krijgen om een andere interne baan te vinden – in welke periode zij dienen door te werken – en vervolgens als dat niet lukt worden ontslagen zonder enige vergoeding/suppletie. Dit acht de ondernemingsraad onaanvaardbaar en een bedrijf als IBM onwaardig. Van IBM mag verwacht worden dat zij een volwaardig sociale paragraaf opstelt/overeenkomt met OR en/of vakbonden.”
IBM laat vervolgens weten dat zij heeft besloten tot reorganisatie van IGA zoals beschreven in de adviesaanvraag. In het besluit heeft IBM het volgende opgenomen: “De OR is van mening dat uit de adviesaanvraag onvoldoende blijkt hoe de gevolgen voor de medewerkers wordt opgevangen. IBM deelt deze mening niet. De boventallige medewerkers stromen in het central match process (CNP). Dit betekent dat, nadat hun functies komen te vervallen, zij – ondersteunt door IBM – kunnen zoeken naar een andere baan. (……) IBM benadrukt echter wel dat, als boventallige medewerkers worden ingezet op tijdelijke projecten, zij steeds voldoende gelegenheid hebben om te zoeken naar een andere baan. (……)
De OR wenst een vertrekregeling voor de medewerkers van wie de werkzaamheden verdwijnen. Onder de gegeven omstandigheden doet het CNP-proces als omschreven in hoofdstuk 18 van de IBM personeelsgids in voldoende mate recht aan de positie van boventallig medewerkers. IBM kan en wil daarom niet voldoen aan uw eis dat er voor de betrokken medewerkers betere (financiële) voorzieningen moeten komen. Overigens wordt deze eis in het advies ook niet nader geconcretiseerd” De ondernemingsraad is vervolgens in beroep gegaan bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. In het beroep heeft de ondernemingsraad gesteld dat IBM, strijdig met artikel 25 lid 3, niet dan wel onvoldoende inzicht heeft gegeven welke maatregelen worden genomen om de personele gevolgen op te vangen en dat van IBM verwacht mag worden dat zij een volwaardig sociale paragraaf opstelt of overeenkomt met de ondernemingsraad dan wel de vakbonden.
De uitspraak:
De Ondernemingskamer oordeelt dat uit de stellingen en de overlegde stukken blijkt dat de ondernemingsraad gedurende het adviestraject bekend is met het herplaatsingstraject voor de betrokken werknemers en dat het de ondernemingsraad voldoende duidelijk was dat voor de werknemers voor wie geen passende functie binnen of buiten IBM gevonden zou kunnen worden, gedwongen ontslag zou volgen zonder nadere (financiële) vertrekregeling. Nu dit het geval is kan, naar het oordeel van de Ondernemingskamer, niet gezegd worden dat IBM geen of onvoldoende overzicht heeft gegeven van de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen. De Ondernemingskamer oordeelt verder dat het ontbreken van nadere maatregelen bijvoorbeeld in de vorm van een financiële vertrekregeling, indien na afloop van het herplaatsingstraject (toch) gedwongen ontslag volgt, niet zonder meer tot het oordeel leidt dat IBM niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De Ondernemingskamer oordeelt daarnaast nog dat uit artikel 25 lid 3 niet volgt dat er sprake is van een verplichting tot het opstellen van een sociaal plan waarvan dergelijke nadere maatregelen onderdeel uitmaken. De ondernemer dient een overzicht te geven van de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen. De Ondernemingskamer is van oordeel dat IBM aan deze verplichting heeft voldaan. De ondernemingsraad heeft geen, althans onvoldoende, omstandigheden aangevoerd die in het onderhavige geval kunnen leiden tot het oordeel dat het besluit in redelijkheid niet genomen kon worden. De enkele omstandigheid dat IBM en de ondernemingsraad van mening verschillen over de noodzaak of wenselijkheid van een regeling in geval van gedwongen ontslag is daartoe in ieder geval ontoereikend.
Commentaar:
Op grond van artikel 25 lid 3 WOR dient de ondernemer bij het vragen van het advies aan de ondernemingsraad een overzicht te verstrekken van de beweegredenen van het besluit, als ook een overzicht van de gevolgen die het besluit naar verwachting zal hebben voor de in de onderneming werkzame personen en een overzicht van de in dat kader te nemen maatregelen. De Ondernemingskamer oordeelt dat uit artikel 25 lid 3 WOR, niet volgt dat er voor de ondernemer een verplichting bestaat tot het opstellen van een sociaal plan. Uit deze uitspraak blijkt daarnaast dat de Ondernemingskamer het enkele feit dat door de ondernemer inzichtelijk is gemaakt hoeveel mensen in het kader van een reorganisatie boventallig worden als ook inzichtelijk maakt dat voor de werknemers voor wie geen passende functie binnen of buiten IBM wordt gevonden, gedwongen ontslag volgt zonder financiële vertrekregeling voldoende inzicht acht als bedoeld in artikel 25 lid 3 WOR. De enkele stelling van de ondernemingsraad dat het onaanvaardbaar en het bedrijf onwaardig is dat werknemers zonder enige vergoeding/suppletie worden ontslagen is onvoldoende voor de ondernemingskamer om te kunnen oordelen dat het besluit in redelijkheid niet genomen kon worden. Het is dus van groot belang dat de ondernemingsraad in zijn advies niet alleen stelt dat de onderneming onvoldoende de personele gevolgen inzichtelijk heeft gemaakt alsmede dat de maatregelen die getroffen worden ontoereikend zijn, maar dat hij in zijn advies uitgebreid moet