De ondernemingsraad maakt gebruik van dat enquêterecht en verzoekt de Ondernemingskamer (OK) om voorzieningen te treffen om de impasse te doorbreken. De Ondernemingskamer constateert dat alle partijen het erover eens zijn dat de verhouding tussen de bestuurder en de Raad van Toezicht ernstig en onherstelbaar is beschadigd. Deze geëscaleerde vertrouwensbreuk dreigt ertoe te leiden dat belangrijke besluiten over het ondernemingsplan 2009-2012 en de begroting 2010, die geen uitstel gedogen, niet kunnen worden genomen.
Onderzoek
Er bestaan gegronde redenen om aan het beleid van de ondernemer te twijfelen en daarom moet er een onderzoek plaatsvinden naar het beleid en de gang van zaken van de ondernemer rond het ontstaan en de escalatie van het conflict tussen de Raad van Toezicht en de bestuurder. Ook zijn er voorzieningen nodig. De Ondernemingskamer benoemt daarom een onafhankelijke voorzitter van de Raad van Toezicht met een in alle gevallen beslissende stem. De or heeft ook gevraagd leden van de RvT te schorsen. De OK vindt dat niet nodig. Enerzijds kunnen de RvT leden zonder medewerking van de door de OK te benoemen voorzitter geen rechtsgeldige besluiten nemen. Anderzijds kan de door de OK te benoemen voorzitter zijn voordeel doen met de kennis en ervaring van de zittende leden van de Raad van Toezicht.
Commentaar
Op basis van de wet heeft een or geen bevoegdheid om een enquêteprocedure te starten. Die bevoegdheid komt normaliter toe aan aandeelhouders en vakbonden. Recent heeft het kabinet aangegeven geen reden te zien om dit te veranderen. Het belangrijkste argument daarvoor is dat de or niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de financiële schade die een ten onrechte gestarte enquêteprocedure kan opleveren. Een or kan wel bij overeenkomst de enquêtebevoegdheid krijgen. Daar was in dit geval sprake van.
Toen het conflict tussen Raad van Toezicht en directeur hoog was opgelopen, heeft de laatste de or de bevoegdheid gegeven een enquêteprocedure te starten. De OK heeft geoordeeld dat de or terecht van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en wijst voorzieningen toe om de impasse te doorbreken.
Dit is de zesde keer in de afgelopen vijf jaar dat een medezeggenschapsorgaan bij een dreigend ontslag van de bestuurder het enquêterecht krijgt toegewezen. In alle zes gevallen vindt de OK dat er redenen zijn om in te grijpen in het belang van de onderneming. Hieruit blijkt de belangrijke rol die de ondernemingsraad kan vervullen bij problemen in de top van de onderneming als hij het enquêterecht heeft. Het blijft echter vreemd dat de medezeggenschap die rol blijkbaar alleen krijgt op het moment dat de bestuurder daar een belang bij heeft, omdat zijn ontslag dreigt. Het is beter dat de wetgever de bevoegdheid van de or wettelijk regelt. De toegevoegde waarde blijkt duidelijk uit de rechtspraak. Die is er ook in andere situaties, waar geen ontslag van de bestuurder dreigt.
Ondernemingskamer; 13 november;
ARO 2009/178