Een ondernemer vraagt aan de OR advies over het voornemen een deel van de onderneming tijdelijk te verhuizen in verband met de veiligheidseisen van het huidige gebouw. Dit in afwachting van een besluit over de definitieve huisvesting.
Het huidige gebouw voldoet niet meer aan de brandveiligheidseisen. Om dit op te lossen zou een investering van 150.000 euro nodig zijn. De ondernemer is van plan om op termijn andere definitieve huisvesting te zoeken, maar vindt het niet verantwoord het personeel langer in het huidige gebouw te laten zitten. De or wordt verzocht om binnen twee weken te adviseren. De or wil echter meer informatie, omdat de raad betwijfelt of de benodigde aanpassingen zoveel geld moeten kosten. Daarop besluit de ondernemer de medewerkers naar een tijdelijk wisselgebouw te verhuizen zonder het or-advies af te wachten. Op een later moment meldt de ondernemer dat de voorzieningen voor de brandveiligheid ongeveer twintigduizend euro bedragen.
De OR is het niet eens met de gang van zaken en gaat in beroep bij de ondernemingskamer.
Ondernemingskamer
De OK overweegt dat de adviesaanvraag slechts zeer summiere informatie bevatte over de benodigde voorzieningen, terwijl de overige aan de or bekende informatie, direct de vraag oproept hoe het daarin genoemde bedrag van 150.000 euro zich verhoudt tot de beperkte benodigde voorzieningen.Omdat de ondernemer niet de gevraagde informatie heeft verschaft, kan hij de or, die nog op beantwoording van zijn vragen wachtte, niet in redelijkheid tegenwerpen dat deze geen advies binnen de termijn heeft uitgebracht.
De toezegging van de ondernemer dat de medewerkers kunnen terugkeren naar het gebouw als dit aan de veiligheidseisen voldoet en de daartoe te treffen investeringen redelijk zijn, maakt dat de or nog een belang heeft bij de procedure.
De or vraagt om de verhuizing ongedaan te maken. De OK komt echter met een tussenoplossing. De ondernemer wordt niet verplicht om de ten onrechte reeds uitgevoerde verhuizing onmiddellijk ongedaan te maken. De rechter geeft een tijd aan waarbinnen de ondernemer in het (oude) gebouw de noodzakelijke voorzieningen moeten hebben getroffen, waarna de medewerkers terug kunnen.
Deze verplichting vervalt alleen als de ondernemer binnen die tijd een plan voor de definitieve verhuizing voorlegt aan de or. De zaak wordt verder aangehouden.
Commentaar
Deze zaak is een mooi voorbeeld van hoe de OK creatief meedenkt om een geschil op te lossen. Voor de OK staat vast dat de ondernemer te snel heeft gehandeld door de werknemers al te verhuizen. Het adviestraject was niet afgerond en dat was aan de ondernemer te wijten, omdat hij de or onvoldoende en deels onjuist had geïnformeerd. Daarom moet de ondernemer binnen een korte tijd de verhuizing terugdraaien, tenzij hij daadwerkelijk vaart maakt met aangekondigde plannen over een definitieve verhuizing.
Als de ondernemer die plannen snel indient, dan gaat dat vóór, omdat anders de werknemers in korte tijd drie keer zouden moeten verhuizen. De OK heeft op deze wijze oog voor de medezeggenschapsbelangen van de or en de belangen van de werknemers, maar vindt van de andere kant dat verhuizen geen jojo-spel is.
Loe Sprengers
Advocaat bij het Advokatenkollektief Utrecht en hoogleraar universiteit Leiden
Ok 8 april 2010, ARO 2010/80 (OR ESG)