Een voormalig werknemer stelt na zijn uitdiensttreding een loonvordering in tegen zijn voormalig werkgever van onder meer de vergoeding voor ziektekosten. Zijn arbeidsovereenkomst vermeldde dat hij recht heeft op een bijdrage van zijn werkgever van vijftig procent van de premie van de particulieren ziektekostenverzekering. De werknemer is het niet eens met wijziging van de regeling door de werkgever, ook al heeft de ondernemingsraad daarmee ingestemd. Met hem individueel is namelijk geen overeenstemming bereikt over die wijziging. De kantonrechter oordeelt dat een besluit van de ondernemingsraad op zich geen rechtens geldende wijziging teweeg kan brengen in arbeidsvoorwaarden van een individuele werknemer. Aan de hand van de criteria voor wijziging van arbeidsvoorwaarden, neergelegd in jurisprudentie van de Hoge Raad, oordeelt de kantonrechter evenwel dat de wijziging van de ziektekostenvergoeding in dit geval aan de maatstaven voldoet.
Artikel 7:611, 7:613 en 7:628 Burgerlijk Wetboek
Kantonrechter Amersfoort, 23 juli 2014 –
ECLI: NL:RIBMNE:2014:3071
Feiten
Een werknemer is op 1 september 2005 bij de rechtsvoorganger van de gedaagde werkgever in dienst getreden in de functie van inspecteur brandbeveiliging. Zijn schriftelijke arbeidsovereenkomst bevatte geen eenzijdig wijzigingsbeding. In 2007 is de werknemer benoemd tot lid van de ondernemingsraad. Op 1 december 2010 is de onderneming overgegaan naar een andere onderneming, in de zin van het begrip overgang van onderneming uit boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Na zijn uitdiensttreding vordert de werknemer nakoming van de pensioenregeling uit 1999, betaling van achterstallig loon en de vergoeding voor de ziektekosten, zoals dit in de arbeidsovereenkomst oorspronkelijk was overeengekomen. Artikel 13 van zijn arbeidsovereenkomst luidde: “13. Ziektekosten: In de particuliere ziektekostenverzekering zal een bijdrage worden verstrekt, zijnde 50% van de werkelijke premie op basis van maximaal klasse 2b (zie secundaire arbeidsvoorwaarden).”
Aan deze arbeidsvoorwaarde is nooit uitvoering gegeven. De werknemer begroot de aan hem toekomende vergoeding uit hoofde van de werkgeversbijdrage aan de ziektekostenverzekering over de periode 2005 tot en met 2012 op € 5.865,80 totaal. Op dit laatste punt stelt de werkgever dat deze arbeidsvoorwaarde per 1 januari 2006 met instemming van de ondernemingsraad is komen te vervallen, hetgeen verband houdt met de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006. Gevolg daarvan zou zijn dat de werkgever bij ongewijzigde voortzettint van de tegemoetkoming voor alle werknemers een bijdrage zou dienen te betalen van 6,5 procent van het bruto salaris, hetgeen zou neerkomen op een verhoging van de jaarlijkse vergoeding van meer dan driehonderd procent.
Oordeel kantonrechter
Artikel 13 van de arbeidsovereenkomst van de voormalige werknemer gaf hem recht op een vergoeding van vijftig procent van de ziektekosten. Hierop is de vordering omtrent de ziektekosten gebaseerd. Hiertegen wordt door de voormalige werkgever aangevoerd dat deze arbeidsvoorwaarde per 1 januari 2006 is vervallen. De ondernemingsraad heeft, zo blijkt uit verslagen van de overlegvergaderingen, ingestemd met wijziging van de secundaire arbeidsvoorwaarden en wel in die zin dat de tegemoetkoming in de ziektekosten per 1 januari 2006 is komen te vervallen. In een e-mailbericht van 14 december 2005 is uitgelegd dat dit verband houdt met de wetswijziging per 1 januari 2006, de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet, die bij ongewijzigd beleid zou leiden tot een verhoging van de jaarlijkse vergoeding aan werknemers van meer dan driehonderd procent.
De kantonrechter overweegt dat niet gesteld of gebleken is dat tussen de partijen een eenzijdig wijzigingsbeding van toepassing is. De kantonrechter overweegt ook dat een besluit van de ondernemingsraad op zich geen rechtens geldende wijziging teweeg kan brengen van arbeidsvoorwaarden met een individuele werknemer. Of de werkgever de arbeidsvoorwaarden met betrekking tot de vergoeding van ziektekosten eenzijdig mocht wijzigen dient daarom te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf die is neergelegd in het Hoge Raad arrest ‘Stoof/Mammoet”. Dit arrest heeft weliswaar betrekking op de vraag of een werknemer gehouden is een wijzigingsvoorstel van de werkgever te aanvaarden, maar de kantonrechter acht het ook van toepassing in dit geval waarin sprake is van een reeds genomen besluit. Onderzocht moet daarom worden:
* of er voor de werkgever een aanleiding bestond tot wijziging van deze arbeidsvoorwaarden;
* of de voorgestelde wijziging redelijk is;
* of van de werknemer gevergd mocht worden het voorstel te aanvaarden.
Naar het oordeel van de kantonrechter bestond er gelet op de wetswijziging en de daarmee gepaard gaande verhoging van meer dan driehonderd procent bij ongewijzigd beleid, aanleiding de arbeidsvoorwaarden met betrekking tot de ziektekostenvergoeding te wijzigen. Deze wijziging acht de kantonrechter ook redelijk, gelet op de onevenredige stijging van de kosten en voorts omdat uit het verslag van de or-vergadering blijkt dat de werkgever doende was een collectieve ziektekostenverzekering af te sluiten en aan de werknemers aan te bieden.
Aangenomen moet worden, zo stelt de kantonrechter, dat een dergelijke collectieve verzekering voor de werknemers gunstiger zal zijn dan een individueel door hen afgesloten verzekering. Op grond hiervan volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat ook de laatste vraag positief dient te worden beantwoord: van werknemer mocht gevergd worden dat hij deze beslissing (indien deze als voorstel zou zijn gepresenteerd) had behoren te aanvaarden.
De kantonrechter wijst de vordering ter zake van ziektekosten dan ook af. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op het merkwaardig te vinden dat de werknemer zijn vergoeding pas ruim zeven jaar na het ontstaan van de vordering claimt. De vordering ter zake van pensioen wordt door de kantonrechter verwezen naar een in de toekomst gelegen rolzitting, waarop de werkgever zich schriftelijk zal moeten uitlaten. Een beslissing op dat punt wordt dus nog aangehouden.
Aantekening
Instemming van de ondernemingsraad met de wijziging van een regeling brengt geen rechtens geldende wijziging teweeg in een arbeidsvoorwaarde met een individuele werknemer. De or is nu eenmaal geen partij bij de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer. Daarbij zijn primaire arbeidsvoorwaarden het domein van de vakbonden.
Let op
Dit wil niet zeggen dat de instemming van de ondernemingsraad geen enkele rol speelt bij wijziging van arbeidsvoorwaarden. Ingeval er tussen partijen, anders dan in deze zaak, wel sprake is van een eenzijdig wijzigingsbeding, dan legt de instemming van de ondernemingsraad met een wijziging in de regel wel gewicht in de schaal indien er moet worden gewogen of er voldoende zwaarwichtige belangen aan de kant van de werkgever aanwezig zijn om gebruik te maken van de bevoegdheid een arbeidsvoorwaarde te wijzigen.