De ambtenaar, werkzaam bij een penitentiaire inrichting, wordt per 1 juli 2014 onvoorwaardelijk strafontslag verleend vanwege plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het verlengen van zijn verblijf in Turkije met enkele dagen om bepaalde zaken te kunnen afronden. Hierdoor kon de ambtenaar niet op tijd terug in Nederland zijn om aldaar zijn dienst te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat nu er geen sprake is van plichtsverzuim, de minister niet bevoegd was om appellant een disciplinaire straf op te leggen. Het handelen van de ambtenaar was niet zo ernstig dat dit kan worden aangemerkt als plichtsverzuim. Hetzelfde geldt voor andere verwijten die ten grondslag zijn gelegd aan het ontslagbesluit.