Donderdag 29 oktober 2020 heeft de Ondernemingskamer een voor de medezeggenschapspraktijk heel belangrijke uitspraak gedaan. In de procedure werd de OR bijgestaan door collega Jasper de Waard.
Waarom is deze uitspraak zo interessant?
1. De Ondernemingskamer heeft uitgemaakt dat een OR óók in beroep kan tegen de mededeling namens de ondernemer dat er definitief geen advies zal worden gevraagd over een adviesplichtig onderwerp in de zin van art. 25 lid 1 WOR. Hiermee heeft de Ondernemingskamer een nieuw element toegevoegd aan de zgn. ‘Linge-leer’ (een uitspraak uit 1980!).
2. De Ondernemingskamer heeft zich ook gebogen over de vraag of het uitbesteden van alle backoffice-activiteiten een adviesplichtig besluit is in de zin van art. 25 lid 1 WOR. Het oordeel luidt dat dit in deze zaak het geval is. Het betrof namelijk een wezenlijk element van de voorafgaande herstructerering.
3. De Ondernemingskamer bevestigt nog eens zijn vaste rechtspraak dat het een ondernemer vrijstaat om een gefaseerd besluitvormingsproces in te richten, maar dat fasering niet af mag doen aan de effectiviteit van de medezeggenschap (OK 17 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1451 (inzake de OR PZH, destijds bijgestaan door collega Lars van Westerlaak)).
4. Interessant is ook nog het volgende aspect. De vorige ondernemer had uitlatingen gedaan over het verloop van het medezeggenschapstraject aan de toenmalige ondernemingsraad. De Ondernemingskamer oordeelt dat de huidige ondernemer gebonden is aan de uitlatingen van de vorige ondernemer. De huidige ondernemingsraad zich kan beroepen op de wijze waarop de vorige ondernemingsraad die uitlatingen redelijkerwijs mocht begrijpen.
5. Tot slot gaat de Ondernemingskamer nog in op het verschil tussen een ‘vol’ adviesrecht in de zin van art. 25 lid 1 WOR en een ‘uitvoeringsadvies’ in de zin van art. 25 lid 5 WOR. Van belang hierbij is dat naar het oordeel van de Ondernemingskamer er onvoldoende medezeggenschap is geweest ten aanzien van de keuzes die ten grondslag hebben gelegen aan de concept-overeenkomst (eentje op hoofdlijnen), maar ook ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst zelf.
Kortom, een mooie, relevante uitspraak voor de medezeggenschapspraktijk en de betrokken OR in het bijzonder!