Het instemmingsrecht is een belangrijke bevoegdheid voor ondernemingsraden. Wanneer is dit van toepassing en hoe kan de ondernemingsraad er het beste gebruik van maken?
Het instemmingsrecht staat geregeld artikel 27 van de WOR. De ondernemer mag, over de onderwerpen die in dit artikel staan opgesomd, pas een besluit nemen nadat de ondernemingsraad zijn instemming heeft verleend. Het instemmingsrecht betreft onderwerpen over het sociale beleid in de onderneming. Onder meer op ornet.nl vind je de onderwerpen waarover de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft*. Op een paar van die onderwerpen ga ik wat verder in.
Welke onderwerpen?
Niet alle besluiten op het terrein van het sociale beleid zijn instemmingsplichtig. De opsomming in artikel 27 WOR is limitatief (beperkend): alleen de onderwerpen die hierin staan zijn instemmingsplichtig. Een ondernemer en een ondernemingsraad kunnen wél afspreken dat het instemmingsrecht van de or wordt uitgebreid met onderwerpen die niet in de wet staan genoemd. De or heeft geen bevoegdheden op het terrein van de primaire arbeidsvoorwaarden: de hoogte van het loon en de duur en omvang van de arbeid. De wetgever vindt dat hier geen rol is weggelegd voor de ondernemingsraad, maar dat afspraken hierover moeten worden gemaakt met de vakbonden, of onderling tussen de werknemer en de werkgever. De tekst van artikel 27 WOR lijkt duidelijk, maar toch kan het in praktijk lastig zijn om te bepalen of het gaat om een primaire arbeidsvoorwaarde.
Beloningssysteem
Dat speelt bijvoorbeeld bij het beloningssysteem. Wanneer het voornemen bestaat om hierover een besluit te nemen, moet de or daarmee instemmen. Een wijziging van zo ’n systeem zal echter al snel invloed hebben op de hoogte van het loon. Wanneer een besluit directe invloed heeft op de hoogte van het loon, gaat het al snel om een primaire arbeidsvoorwaarde. Een voorbeeld: het afschaffen van de automatische jaarlijkse indexatie van het loon. Is dit nu een wijziging van het beloningssysteem, of een wijziging van de hoogte van het loon? In het eerste geval is er instemmingsbevoegdheid voor de ondernemingsraad, in het tweede geval niet. Rechters oordelen hier verschillend over. Een eenduidig antwoord is dus niet te geven.
Vakantieregeling
Een ander voorbeeld. Een besluit over een vakantieregeling is wél instemmingsplichtig, wanneer dit gaat over de manier waarop de werknemers de vakantiedagen moeten opnemen, bijvoorbeeld bij een bedrijfssluiting. Een besluit om het aantal vakantiedagen te wijzigen is daarentegen niet instemmingsplichtig, omdat het gaat om de omvang van de arbeid, een primaire arbeidsvoorwaarde. Veel instemmingsverzoeken hebben te maken met de in bedrijven en instellingen geldende arbeids-en rusttijdenregelingen. Hieronder wordt alles verstaan wat met de arbeidstijden te maken heeft, zoals bijvoorbeeld werkroosters, pauzetijden, ploegendiensten etc. Regelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden zijn ook vaak onderwerp van een instemmingsverzoek. Denk aan een besluit om de inhoud van de RI&E te wijzigen. Of het besluit met welke externe arbodienst de onderneming een contract afsluit. Regelingen op het terrein van de arbeidsomstandigheden die voortvloeien uit het ‘coronabeleid’ van de onderneming, zoals het testbeleid, zullen ook een instemmingsrecht opleveren voor de ondernemingsraad.
Verwerking persoonsgegevens
Een ondernemingsraad moet ook om instemming worden gevraagd over de regelingen waarbij de verwerking van persoonsgegevens speelt. En over de regelingen rond technische voorzieningen om aanwezigheid, gedrag en prestaties van het personeel te volgen. Zoals een camerasysteem, het kunnen volgen van mailverkeer, of een GPS-systeem in de auto.
Algemene strekking
De genoemde voorbeelden zijn stuk voor stuk onderwerpen die menig werknemer bezighouden. Maar dat betekent niet automatisch dat de ondernemingsraad ook altijd een instemmingsrecht heeft. Het voorgenomen besluit moet namelijk een algemene strekking hebben. Het moet om besluiten gaan die voor alle werknemers binnen de onderneming gelden, of in ieder geval voor een gehele groep werknemers binnen een bepaald bedrijfsonderdeel. Er is ook geen instemmingsrecht wanneer het onderwerp al inhoudelijk is geregeld in de cao.
Duurzaam of omkeerbaar
Een instemmingsplichtig besluit moet een duurzame en onomkeerbare invloed hebben. Voordat een besluit wordt genomen kan dit weleens onduidelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan ‘pilots’. In praktijk besluiten veel ondernemingen voor een korte tijd te experimenteren met bijvoorbeeld een nieuw beoordelingssysteem (artikel 27 lid 1 sub g WOR). Als dit tot duurzame en onomkeerbare gevolgen kan leiden, gaat het ook dan om een instemmingsplichtig besluit. Het bedrijf dat, bij wijze van pilot, voor een onderdeel van een bedrijf en voor een korte periode een contract met een arbodienst wilde aangaan, mocht dit besluit daarom niet nemen van de rechter zonder de ondernemingsraad om instemming te vragen.
Dit artikel gaat over de vraag wanneer er sprake is van een instemmingsbevoegdheid. In het volgende artikel in deze serie bespreken we het instemmingstraject.
Reeks: Het instemmingsrecht onder de loep
1. Wat valt onder het instemmingsrecht?
2. Het instemmingstraject
3. Afspraken en interpretatie